Lang geleden verongelukte mijn zusje Maartje. Ze werd slechts 12 jaar oud. Daarna veranderde ons leven en hoewel de tijd alle wonden heelt, bleef er een litteken achter. Een open zenuw die blootgelegd wordt wanneer ik – op wat voor manier dan ook – geconfronteerd word met vergelijkbaar verdriet. Nog altijd lijd ik mee met de mensen voor wie van de één op andere dag alles anders wordt.

En vanuit die emotie keek ik op 14 oktober 2006 naar de Ronde van Lombardije. De herfstklassieker die voor de 100e keer in haar bestaan verreden werd.

Een jubileumeditie. Maar het feest werd overschaduwd door het leed dat de kersverse wereldkampioen Paolo Bettini een aantal dagen eerder getroffen had. Zijn broer, steun en toeverlaat Sauro was overleden. Een drama dat de bijnaam van deze wedstrijd: ‘De koers van de dode bladeren’, een diepere betekenis had gegeven. Een connectie met de dood die deze keer niet alleen betrekking had op de sterfelijkheid van het loof, maar vooral op die van de mens.

Dat hij hier toch stond, met de regenboogtrui om zijn ranke schouders, was vooral het gevolg van zijn mentale weerbaarheid. Zijn overlevingsdrang; de oerkracht die het mogelijk maakt dat een mens zelfs in zijn aller diepste ellende, in zijn grootste verdriet door kan gaan met leven. De kracht die rauwe, woeste emoties reguleert en bescherming biedt tegen waanzin en gekte. Het was dat wonderlijke mechanisme dat ervoor zorgde dat Paolo Bettini ondanks alles van start ging in de 246 kilometer lange koers door het Noord-Italiaanse land.

Hoe anders was alles een kleine twee weken eerder in Salzburg. Daar in Oostenrijk danste ‘De Krekel’ op de toppen van zijn bestaan. Met een wereldtitel liet hij zich kronen tot de beste eendaags coureur van zijn generatie. Een overwinning die zijn toch al imposante erelijst complementeerde. De titel die het transformatieproces van meesterknecht tot kampioen afrondde en hem schaarde in het rijtje van de allergrootsten. Maar nu, na het noodlottige ongeval van Sauro, stelde het allemaal niets meer voor.

In eerste instantie wilde hij nooit meer fietsen. Zijn verdriet was te groot. De wereldtitel was iets uit een ander leven. Het interesseerde hem niet meer, lamgeslagen door de rampspoed die hem en de zijnen getroffen had. Tot één dag voor de koers was hij ervan overtuigd dat hij nooit, maar dan ook nooit meer zou fietsen. En toch stond hij daar op die mooie herfstdag aan de start van Il Lombardia. Vooral omdat Sauro het zo had gewild. Ondanks zijn intense verdriet wist hij zich bijeen te rapen en te doen waar hij goed in is: koersen. Koersen voor Sauro.

De koers verliep volgens het gangbare patroon. Na 82 kilometer ontstond de klassieke kopgroep; de vlucht van de dag. Bettini zat rustig in het peloton en kwam de tijd door. De eenvoud van het fietsen maakte hem even los van wereld van verdriet waar hij de afgelopen dagen zo intens in had geleefd. Niemand die meer van hem verwachtte. Dat hij hier reed, was al wonderbaarlijk genoeg.

Maar zelf wist hij wel beter. Hij was hier niet gestart om anoniem rond te rijden (alsof dat überhaupt mogelijk was in de regenboogtrui en bijbehorend verhaal). Hij wilde maar één ding: een groots eerbetoon geven aan zijn overleden broer. En op 50 kilometer van de streep in Como kwam het moment waarop hij ondubbelzinnig duidelijk maakte wat zijn intenties waren. In aanloop naar de heuvel Ghisallo met daar bovenop het kerkje Santuario della Madonna del Ghisallo trok hij ten aanval. Was het de inspiratie van Maria die ooit op deze mythische plek zou zijn verschenen? Hoopte hij juist hier op een troostende aanraking van de heilige maagd? Of was het tactisch gezien gewoon een goede plek om te demarreren? Feit is wel dat zijn actie grote gevolgen had. Een select gezelschap met grote renners als Davide Rebellin, Frank Schleck, Michael Boogerd, Danilo Di Luca, Ricardo Rico en Samuel Sánchez bleef over om uit te maken wie deze editie van de Ronde van Lombardije zou gaan winnen.

Nu de koers geplooid was, wilde Bettini door en op de Civiglia zette hij dat voornemen kracht bij door voor een tweede keer zwaar uit te pakken. Alleen bereikte hij de top en de afdaling die toen volgde, was niets anders dan een woeste tango met de dood. Alsof hij het noodlot persoonlijk uitdaagde en testte hoe ver hij kon gaan. De rauwe emotie die hij tot dan toe onder controle had gehad, kreeg nu alle ruimte. Letterlijk en figuurlijk jankte hij in duizelingwekkende vaart naar beneden. Een woeste afdaling, een explosie van woede en verdriet. Op de grens van waanzin nam hij meer dan alle risico’s. Alles moest wijken voor het grote doel, zelfs zijn eigen veiligheid.

Er was één man die dit geweld nog enigszins kon volgen: Fabian Wegman en bij de voet van de afdaling reden ze samen de finale in. Daarachter bleven Boogerd, Schleck, Rebellin, Sánchez, Carrara en Moreni alles geven om terug te komen bij het ontsnapte duo. Vooral Boogerd, in zijn rood-wit-blauwe trui, liet zich daarbij niet onbetuigd. Het mocht niet baten. De twee waren definitief gevlogen.

Wegman besefte overigens donders goed dat hij slechts voor de tweede plaats reed; in een sprint a deux met Bettini zou hij volkomen kansloos zijn. In de strijd om de wereldtitel had de kleine Italiaan Erik Zabel en Alejandro Valverde verslagen. Dat zei wel genoeg. Wegman maakte zich geen illusies en hoopte dat hij mee genomen werd naar de streep, zodat hij in ieder geval zijn tweede plaats veilig kon stellen. Helaas voor hem had Bettini andere plannen. Het eerbetoon aan zijn broer zou alleen volmaakt zijn, wanneer hij solo aan zou komen. Hij en niemand anders op de foto. Alle ruimte om zijn broer te gedenken. Wegman mocht smeken wat hij wilde, maar op de San Firmo della Battaglia werd hij achtergelaten en moest hij zelf maar zien hoe hij zijn tweede plaats veilig zou stellen.

Vanaf de top van de San Firmo restten er nog vijf relatief makkelijke kilometers naar de streep in Como en Bettini gaf nog een keer alles wat hij had. Onbedreigd reed hij naar de finish en kreeg wat hij wilde: solo aankomen. Dat hij na Binda, Simpson, Merckx, Gimondi, Saronni en Camenzind de zevende renner was die als wereldkampioen Lombardije won en dat Fabian Wegman in de afdaling nog bijgehaald werd door meesterdaler Samuel Sánchez deed eigenlijk niet ter zake en was slechts voer voor de geschiedenisboeken. Het ging hier om de man in de regenboogtrui en Sauro. De rest was bijzaak.

De camera’s zoemden in op zijn gezicht. Hij had geleden. Wallen onder zijn ogen maakten duidelijk wat de achtbaan van emoties waar hij na Salzburg in geleefd had met hem had gedaan. Getekend en intens verdrietig.

Thuis op de bank voelde ik zijn verschrikkelijke verdriet en huilde met hem mee.

Joost-Jan Kool