“Fokking hell!” Als een pseudo-Raas ben ik boos. Op mezelf. Ik vloek en ik tier. “Zelfs Andy Schleck heeft meer karakter dan jij”, murmel ik tegen de schaduw onder me. Ik fiets in Toscane, op de oostkant van de Altopiano delle Pizzorne om precies te zijn. De makkelijke kant ontdek ik later via de zelfhulpsites voor wielerdebielen. Het zijn de heuvels waar Thomas Dekker traint als ik hem op Twitter moet geloven. De wielerliefhebbers die hun gal spuien op de arrogante ijdeltuit kennen deze heuvels denk ik niet. Hier kun je serieus trainen. Ik kan niet eens aanpikken bij de Italiaanse passanten met hun pastabuikjes die rustig keuvelend dezelfde hellingen opsnoepen alsof het cantuccini zijn. Ze gunnen me geen blik waardig. Zouden ze TD ook hebben zien prutsen op de heuvels in zijn schorsingsjaren?

In de vroege ochtendzon zit ik voor het eerst deze vakantie op het zadel, omdat de Italiaanse zon de rimpels in mijn huid zal branden als ik te laat vertrek. Vol goede moed vertrokken. Misschien wel een beetje overmoedig, misschien ben ik als TD ook een beetje een “arrogant prick”. Deze heuvel is lang niet de hoogste in de regio dus die moest prima te doen zijn. En er zitten ook geen belachelijke percentages in. Leuk eerste ritje, schatte de optimist in. Niet dus. Hier is niets leuks aan. Ik scheld op mijn benen. Ik scheld op mijn hartslag die veel te hoog is.

Ik leef met de marginal gains-filosofie van het pro-peloton want als onontdekte topper in de dop zijn de kleinste winstpunten essentieel. Ik moet gewoon zo’n dure broek. Het is het zwakke argument dat ik gebruik om mijn minder fietsenthousiaste vrouw te overtuigen van alweer een aankoop voor mijn dure hobby. ”Schat, elk beetje winst is het waard om in te investeren. Je wilde toch dat ik ging sporten?” En dus heb ik een dure Italiaanse fietsbroek, toevallig van hetzelfde merk als TD draagt.

De marginale winst kan mijn onvermogen op deze heuvel van de eerste categorie helaas niet verhullen. Ik ga he-le-maal kapot. Het beetje zelfvertrouwen/arrogantie dat ik had toen ik mijn vakantie plande, ligt al vele hoogtemeters achter me. Ik voelde me vorige maand op de Utrechtse Heuvelrug als Froome op de Peyresourde toen ik wegfietste van mijn fietsvrienden. Ik ging nog net niet omkijken en met mijn handje wapperen om ze tot vaart te manen. Hoogmoed komt voor de val, het is al zo vaak gezegd. Het geldt zeker voor de wielersport.

“Het is niet eens 10% omhoog mietje,” verwijt ik mijzelf terwijl ik naar het schermpje tuur dat net naar 9% springt. Ik voel me dezelfde sukkel als toen ik een paar jaar geleden de Oude Holleweg moest oplopen in Berg en Dal. Als enige van mijn gezelschap. Ik stop voor de zesde keer vandaag. De twijfel en zwakke excuusjes van TD’s schorsingsjaren overspoelen me als het zweet op mijn lijf. Is dit niet te hoog gegrepen? Is het een schande om om te draaien? (JA mietje!) Hoe lang nog? Ik weet het niet meer. Ik kan de top niet zien in dit bos. God wat verlang ik naar die wind in de afdaling, naar de zoemende krekel in mijn achterwiel als ik mijn pedalen stilhoud en naar beneden dender. Ik klim weer op het martelvoertuig en trap door de yoghurt in mijn stelten. Deze bocht valt wel mee. Dan zie ik het bordje Pizzorne opdoemen. Yes, ik ben er! Om vervolgens nog anderhalve kilometer te zwoegen voordat ik de top bereik. Net als Thomas Dekker.

Sjoerd Smits
Laatste berichten van Sjoerd Smits (alles zien)