Lance Armstrong als supermanIk moet het eerlijk bekennen Lance, ik ben nooit een fan van je geweest. Je was te klinisch, te almachtig, je had geen zwakke momenten waardoor je, in tegenstelling tot je concurrenten, nooit liet zien dat je menselijk was. Je miste juist die momenten waarin de keiharde schoonheid van de wielersport zichtbaar wordt. Zeven jaar lang had je een vernislaag van onaantastbaarheid over je. Ik herinner me Jan Ullrich, onderkoeld op de flanken van de Galibier in 1998, Marco Pantani amechtig naar lucht happend in het ijle niemandsland van de Mont Ventoux. Hoe hij wanhopig aan je wiel bleef hangen, en vervolgens jouw soevereine knikje waarmee je toestond dat hij de etappe won.

Zonder problemen haal ik me het beeld voor de geest van Tom Boonen, moederziel alleen tussen al die toeschouwers in het Bos van Wallers. Vloekend op zijn onwillige materiaal terwijl de meute in een stofwolk bij hem vandaan suist. Kampioenen. Kampioenen van de menselijke maat. De kampioenen waaraan wij, gewone stervelingen, ons kunnen optrekken. Wanneer Boonen als een triomfator op de wielerbaan verschijnt, wanneer Pantani zijn duivels ontbindt in zijn raid naar Les Deux Alpes, dan geloven we dat een mens boven zichzelf kan uitstijgen. Vanwege de zwakheid die ons bij tijd en wijle wordt getoond. Want wij, gewone stervelingen, hebben in ons dagelijks leven zo onze eigen Ventoux, ons eigen Bos. Waar je slechts op je tandvlees mee kan, of de meute aan de horizon ziet verdwijnen.

Jij was niet klein te krijgen, jij – ik moet het toegeven – inspireerde mensen door het onmogelijke te presteren. De kankerpatiënt die zichzelf had getransformeerd tot de fietsende Zonnekoning van Frankrijk. Jan Ullrich werd betrapt, Marco Pantani als een misdadiger uit de Giro gegooid. Maar jij was clean. Afstandelijk maar desalniettemin clean. Je weerstond de bloedhonden van de Franse pers. Ongenaakbaar als je was wist je zelfs een valpartij veroorzaakt door een onvoorzichtige toeschouwer in je eigen voordeel uit  te buiten. Je parkeerde je fiets in de hal van het Witte Huis, je ging om met de groten der aarde. Miljoenen haalde je op voor je foundation. Maar voor mij bleef je de onaantastbare superman, de renner die nooit viel; die de oneffenheden in het parcours wist te vermijden. Terwijl Joseba Beloki als een gekwetst hoopje ellende achterbleef op het gesmolten asfalt van de Pyreneeën legde jij als een moderne Mozes het graan je wil op. Deemoedig boog het zich opzij voor de grote kampioen die zich een weg baande waar nog nooit een renner was gegaan.

Toen kwam die oktobermaand in 2012. Je had elke aanval weerstaan, afgeslagen met een natuurlijk air waarnaar wij eerbiedig mochten opzien. Tot het moment dat de trein van USADA zich op kop zette. Toen hun kopman Travis Tygart zijn beslissende demarrage plaatste kon jij niet mee. Je moest passen en stond als een doodgewone sterveling geparkeerd. Jij deed alsof het je niet raakte. De media en de toeschouwers spraken er schande van, maar voor mij werd je juist sympathieker. Niet omdat je de boel jarenlang had bedonderd, niet omdat je weigert toe te geven. Nee, voor mij werd je sympathieker omdat je keihard van je voetstuk lazerde. Als een mens en niet als een machine. Een mens die het lot deelt van de anderen. Omdat je soms de kampioen bent en soms de schlemiel. En voor mij is dat een hele geruststelling.

Jan-Willem Schimmel
Laatste berichten van Jan-Willem Schimmel (alles zien)