Gijs van Hoecke‘What am I? I am a champion’ staat er in witte letters op de zwarte carbonfiets die tegen het nadarhek leunt. Bewonderende blikken van de omstaanders op het middenplein spatten er vanaf. Het is de pistefiets van Gijs Van Hoecke (21). De voorbije week reed hij zijn eerste zesdaagse, in Gent – toch het mekka van de zesdaagsewereld. “De slogan komt uit een filmpje dat ik op internet vond. Een Amerikaanse coach van een footballteam steekt een motivatiespeech af in de kleedkamer, met luide opzwepende muziek erbij. Ik krijg altijd kippenvel als ik het zie, zelfs als ik er nog maar aan dénk. Ik wou iets speciaal op mijn nieuwe fiets en als ik nu dat zinnetje lees tijdens de koers, voel ik mijn benen niet meer.”

Het is ook gewoon wáár: Gijs Van Hoecke is een kampioen. Een wereldkampioen zelfs. Krék dezelfde dag waarop Tom Boonen in april met een meesterlijke solo Parijs-Roubaix won, pakte Van Hoecke, samen met Kenny De Ketele, de wereldtitel ploegkoers op de piste in het Australische Melbourne. Maar zo herinnert het volk zich de jongeman niet. Het zijn die foto’s uit Londen die je meteen voor de geest springen als je zijn naam hoort. U weet het vast ook nog, hoe Gijs Van Hoecke stomdronken en ondersteund door twee vrienden een Londense nachtclub werd buitengedragen. Zijn olympische droom was een dag eerder een nachtmerrie geworden, door zijn tegenvallende prestatie in het omnium – de wielerdiscipline waarin hij, als broekventje van 19, twee jaar geleden al een bronzen medaille had gepakt op het wereldkampioenschap. Maar op de Spelen lukte niets, en eindigde hij als vijftiende. Die bittere pil slikte hij door met een cocktail in de Mahiki Club, in Mayfair. Helaas bleef het niet bij eentje, want de drankjes waren gratis en de ontgoocheling groot. Uren later zag een paparazzo hoe Van Hoecke eraan toe was, de volgende dag stond de foto in alle Britse kranten. België had een olympische kampioen in feesten en zuipen, schreven ze. “Ik was eigenlijk meer beschaamd voor mijn tegenvallende prestaties dan voor die foto’s in de krant”, zucht Gijs.

“Ik zat op mijn werk en zag plots de foto’s op het internet”, zegt vader Erwin (47). Hij is een van de omstaanders rond dat zwart carbonnen monster tegen het nadarhek. “Ik heb nog even gehoopt dat niemand ze zou zien, maar dat was ijdele hoop. En toen kreeg ik telefoon van Jos Smets, de delegatieleider van de wielrenners in Londen. Slecht nieuws, zei hij. ‘Laat maar’, antwoordde ik, ‘ik weet het al.’”

De bobo’s toonden geen genade voor de jongeman. Naar huis, en wel meteen. Van Hoecke werd weggestuurd als een hond, maar Vlaanderen trok hem tegen de borst en aaide hem over de bol. Aan steun geen gebrek, aan begrip evenmin. Zo jong, zo onbezonnen en zoveel pech: daar hebben we een zwak voor. “In de trein op weg naar huis was ik maar stil, hoor. Ik wist niet wat er zou gebeuren. Maar ik had wel al besloten dat dát mij nooit meer zou overkomen.”

In Zaffelare, het dorpje in de buurt van Gent waar Van Hoecke woont, was het feest. Niet voor Gijs, maar voor Evy Van Acker, de bronzen medaille in het zeilen. Maar de onfortuinlijke dorpsgenoot werd niet vergeten. “De burgemeester is speciaal bij ons thuis geweest om mij uit te nodigen voor het feest. Hij vond dat ik ook moest komen. Dat mijn prestaties en mijn uitschuiver geen reden waren om het niét knap te vinden dat twee inwoners uit één dorp de Olympische Spelen hadden gehaald”, zegt Gijs.

Uiteindelijk is hij er toch niet bij: hij is op trainingsstage wanneer bronzen Evy met hoempapamuziek op het podium staat. “Wij waren er wél”, zegt vader Erwin. “We namen de bloemen en vooral het applaus voor hem in ontvangst. Dat was voor ons het bewijs dat die zaak geen al te zware gevolgen zou hebben.”

“Wij waren bang voor de gevolgen voor zijn carrière”, zegt moeder Marijke (49). “Zou zo’n uitschuiver hem zwaar worden aangerekend? Zou hij geschorst worden? Of erger: ontslagen?” Maar ondanks haar eigen vragen, reageerde ze zoals een moeder altijd reageert: liefdevol. “Ik was blij voor Gijs, echt waar. Ik vond dat hij, zo dronken als hij was, er gelukkig uitzag. Hij lachte! Het was een bewijs dat hij zich had geamuseerd. Daar had hij, na maanden van voorbereiding en met mijn ziekte die door zijn kop speelde, recht op.” Die ziekte is pancreaskanker, met uitzaaiiingen in longen en lever. Gijs’ moeder is terminaal, maar daar leest u straks meer over.

Nu, drie maanden later, haat Van Hoecke het nog altijd om over die nacht in Londen te praten. Liefst van al wil hij die affaire vergeten. Maar ’s avonds, op het middenplein van het Kuipke, gniffelen mensen als de wereldkampioenen aan het publiek worden voorgesteld. “Ik hoorde het ook”, zegt vader Erwin. “’Kijk, dat is die Van Hoecke.’ Meer zeggen ze niet, maar het is duidelijk waarom ze naar Gijs wijzen.” Méér dan dat is het ook niet. Gijs: “Niemand lacht me uit. Niemand roept slechte dingen naar me, integendeel. Ik word keihard aangemoedigd. Kenny en ik krijgen keiveel applaus. Supporters willen op de foto, een petje en een handtekening. Niet één heeft een flauw grapje gemaakt over Londen. Jaren geleden kwam ik als jong ventje naar de Zesdaagse, en Bradley Wiggins en Mark Cavendish reden mee als wereldkampioenen ploegkoers. Zíj zijn uitgelachen, omdat ze niet meekonden met de vedetten van het Zesdaagsewereldje en ronde na ronde verloren. Dáár was ik bang voor: als wereldkampioen door het ijs zakken.”

Angst voor de afgang: dat is een sterke motivatie. Zichzelf willen bewijzen als coureur is dat ook: Gijs Van Hoecke wil komaf maken met de nasleep van Londen. “Ik wil in de krant komen als coureur, niet als dronken fuiver.” Van Hoecke sloeg na de uitschuiver op de Spelen als een gek aan het trainen. “Ik ging naar de Ardennen. Uitwaaien. Mijn kop leegmaken. Ik had iets recht te zetten, maar voor ik aan iets nieuws kon beginnen, moest ik al het oude achter mij laten. Ik wou opnieuw van mij laten spreken als coureur. En dat is gelukt, denk ik. Ik mag toch zeggen dat ik het op deze Zesdaagse goed doe?” Er moest wel meer uit die kop dan alleen maar een sportieve ontgoocheling en een vervelende foto in de krant. Een moeder met terminale kanker, dat lacht een jongeman niet zomaar weg.  “Het was een wonder dat ze de Olympische Spelen nog meemaakte”, zegt Gijs. Drie maanden later staat ze in het Kuipke, en ze straalt. Marijke: “Het gaat goed, wees het laatste onderzoek uit. Ik zal nog altijd sterven aan kanker, maar mijn lichaam heeft de strijd nog niet opgegeven.”

Haar hoofd ook niet, trouwens. Ze had ook gewoon thuis kunnen blijven, op de bank. Want zonder voortdurende pijnstilling houdt ze het geen avond vol in zo’n gekkenhuis als een wielerbaan. Ze toont zonder gêne haar morfinepomp. “Ik moét hier zijn. Elke vier weken moet ik een zware chemokuur ondergaan. Maar ik plan die kuren zo dat ik op de grote momenten er wel kan zijn. Ik wil niet dat Gijs het ziet dat ik het opgeef. Als ik niet meer vecht, hoe kan ik dan verwachten dat hij blijft rijden om te winnen? Dat hij blijft proberen zijn ultieme droom waar te maken om ooit een grote klassieker te winnen?”

Mensen in het wielrennen zeggen dat Gijs Van Hoecke niet veel vertelt over zijn moeder en haar ziekte. Dat hij liever zwijgt en zijn emoties opkropt. Maar hij denkt er wél over na, en veel ook. “Ik geef mama telkens een doel om voor te blijven leven. De Spelen, nu de Zesdaagse en binnenkort zijn er al de klassiekers. Daar wil ik me tonen – om de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix te winnen ben ik nog te jong, maar ik wil niet anoniem door het peloton rijden. En ik zou graag hebben dat ik mama ook daar op mij hoor roepen. Het is vreemd, hoor: in zo’n peloton zoef je voorbij het publiek, maar háár stem heb ik altijd gehoord.” Marijke is trots op haar zoon. “Op allebéi mijn zonen!”, verbetert ze. Gijs heeft nog een jongere broer, Bas. Hij koerst niet. “Hij voetbalde vroeger. Hij had het talent, maar niet het doorzettingsvermogen. Gijs kon niet zo goed voetballen, maar vocht wel voor elke bal”, zegt Erwin. Gijs: “Ik wou een sport waar ik zelf verantwoordelijk was voor winst en verlies. Als ik mijn best niet doe als coureur, win ik niet. Maar ik wil niet dat dat dan iemand anders zijn schuld is.” Voor zijn vader is het zonneklaar: “Gijs is geboren met een koersfiets onder zijn kont.” Hij haalt een anekdote van vroeger boven. “Hij was geen drie jaar toen hij al zonder steunwieltjes kon fietsen. Ik zie hem nog rijden, met zijn dikkebandenfietsje, helemaal van bij ons thuis in Zaffelare naar mijn ouders in Oosteeklo. Zéven kilometer ver, hé!”

“Ik zou graag nog zien dat mijn kinderen op de juiste weg terechtkomen”, zegt Marijke. “Dat Bas afstudeert en een toffe job vindt. Dat Gijs zijn droom kan waarmaken en een klassieker wint. Ik moet dat zelf niet meer zien, maar wéten dat hij het kan, is genoeg. Ik wil niet aan het einde denken, maar verder dan één dag vooruit durf ik ook niet te plannen.” En misschien maakt ze de dag nog mee dat haar oudste zoon met de vrouw van zijn leven thuiskomt. Want die is er, vreemd genoeg, nog niet. “Ik ben te veel met ándere dingen bezig – met de koers, vooral. Ik heb geen tijd om verliefd te worden”, zegt Gijs. Aan bewonderende blikken uit de tribunes nochtans geen gebrek, de voorbije week in het Gentse Kuipke. “Het is moeilijk, denk ik, een vrouw vinden als wielrenner. Ze moet aanvaarden dat ik veel weg ben en vroeg ga slapen. Het zal toch een meisje moeten zijn dat de wielerwereld kent.” Een bloemenmeisje, bijvoorbeeld? Wijlen Frank Vandenbroucke viel voor een koersmiss. George Hincapie verloor zijn hart aan een podiummeisje uit de Tour de France. Gijs Van Hoecke lacht verlegen. “Ik zal eens polsen, want ik heb deze week al véél kussen gekregen.”

(Dit verhaal verscheen eerder in Het Laatste Nieuws van zaterdag 24 november 2012)

Sven Spoormakers