Maarten Ducrot en Herbert DijkstraHet WK loopt op z’n eind ik bereid me voor op een leven na Johan Derksen en René van der Gijp. Heel vaag kan ik me de tijden herinneren dat het VI-opperhoofd met plaksnor en de oud-rechtsbuiten met de moeilijke monturen niet twee keer per dag ruim een uur lang in het luchtledige praatten, geflankeerd door de achtergebleven zoon van een andere ex-voetballer en een zanger, opgediept uit de vochtige kelders van het schnabbelcircuit.
Die tijden zijn er dus geweest, ooit, lang geleden. Toen de fietsbanden nog van hout waren en er nog geen riolering bestond.

De tijd van de wuppies.

Ik vrees met name augustus, als de bouwvakvakantie als een zware deken over Nederland ligt, de snelwegen leeg zijn en de zonovergoten middagen eindeloos. De eredivisie is tegen die tijd al lang weer begonnen, maar dat kan nog even niemand wat schelen.
De stilte die zal volgen als Derksen en Van der Gijp niet meer live on air over het WK mogen ouwehoeren, zal oorverdovend en onverdraaglijk zijn. Augustus wordt de nieuwe favoriete zelfmoordmaand dit jaar, dat kan niet anders.

Om onze collectieve kletsverslaving langzaam af te bouwen, zou het drie weken lang verplicht naar alle uitzendingen rond de Tour de France kijken verplicht gesteld moeten worden.

Als Van der Gijp en Derksen de heroïne zijn, dan zijn Dijkstra en Durcrot toch tenminste methadon.

De meeste etappeverslagen duren drie uur, sommige nog langer en een paar ritten worden zelfs van start tot finish in beeld gebracht. En als die Fransen de hele dag maar beelden schieten, wie zijn wij dan om daar geen commentaar bij te geven, moeten ze bij de NOS hebben gedacht.

Er zijn mensen die dat overdreven schijnen te vinden, die urenlange reportages van etappes waarin een peloton vol gekleurde truitjes traag als dikke stroop door de zinderende hitte van een of andere troosteloze midden-Franse provincie ploegt. Die mensen noemen dat soort uitzendingen Het Grote Hallucinante Niets, zetten het geluid uit en gaan een boek lezen.

Die mensen begrijpen niet dat hier gaat om hulpverlening, aan een compleet volk dat de stap van twee keer per dag een shot gelul naar een luizige twee keer per week moet maken.

In deze dringende behoefte aan instant-geouwehoer voorziet de nationale omroep. Maarten en Herbert zijn de verpleegkundigen van dienst.

Stel: u bent gewend geraakt aan het tegen iedere vorm van gezond verstand in herhaalde adagium van Johan Derksen, namelijk dat Oranje een briljant team is vol verlichte denkers als André Ooijer en Nigel de Jong, terwijl de rest van de landen van het niveau FC Omniworld zijn – dan is daar Herbert Dijkstra voor onbezoldigde nazorg. Herbert geeft door dat alle Rabo’s vóór in het peloton zitten, dat Lars Boom een uniek talent is dat al in verschillende disciplines wereldkampioen geworden is, dat Bram Tankink een grapjas is maar ook heus verschrikkelijk hard kan fietsen, dat Robert Gesink in bloedvorm verkeert, dat je Niki Terpstra nooit moet uitvlakken en dat Tjallingii op deze aankomst zeker niet kansloos is.

Bent u daarentegen volkomen verslingerd geraakt aan de leuke momenten van René van der Gijp, de lichtpuntjes, de koddigheden of de hoogtepuntjes, dan kunt u zich vervoegen bij Maarten Ducrot, apostel van het Nieuwe Wielrennen. Maartens therapie is even simpel als doeltreffend: hij constateert af en toe gewoon dat het leuk is, ook al wordt het tegendeel op je televisiescherm bewezen.

Dit is echt leuk, Herbert, zegt Maarten dan. Moet je opletten wat er nu gebeurt.

Heel soms gebeurt er dan daadwerkelijk iets en dan legt Maarten uit hoe het kon dat hij al wist dat er iets te gebeuren stond. Meestal echter gebeurt er volstrekt niets, maar daar laat Maarten zich niet door ontmoedigen: hij constateert dat er niets gebeurt, en hoe bijzonder dat eigenlijk is, omdat hij dus verwachtte dat er wel iets zou gebeuren.

Na de etappe, in het Tourjournaal, analyseert Koos Moerenhout als een volleerde Jan van Halst wat er fout ging vandaag (“En dan kun je net niet mee en dat is jammer”), mag Bram Tankink op de radio nog een mop vertellen (“Ken je die van die negen Raborenners die naar Parijs gingen?”) en halen twee oud-renners bij Mart aan tafel herinneringen op aan de tijd dat zij nog reden, de tijd van Lomme Driessens en Yvette Horner.

De tijd dat René van der Gijp -100 kilo woog en Johan Derksen bij Veendam voetbalde.

Frank Heinen