Vanaf de straat klonk muziek en het zware gebrom van een dieselmotor die in de laagste versnelling draaide. Snel renden mijn vriendje en ik naar de voorkant van ons huis om te zien wat er gebeurde. Er kwam een kleine vrachtwagen de straat ingereden. Een wagen van transportbedrijf Vonk & Co, een snelgroeiend bedrijf aan de rand van het dorp vlakbij de provinciale weg richting Kesteren. Vonk zelf zat achter het stuur en hief bij wijze van groet een pilsje in de lucht. Op het platte deel van de wagen achter hem hosten voetballers met flessen bier in hun hand. Ze droegen blauwe shirts waarop in witte letters Vonk & Co stond afgedrukt. Een van hen had zijn shirt om zijn hoofd geknoopt en roffelde met beide vuisten op zijn blote borst. De autoradio in de cabine stond op de hoogste stand en verspreidde dezelfde muziek als de overbuurvrouw luisterde wanneer ze haar huis schoonmaakte. Mijn vader vroeg aan de eveneens toegesnelde buren wat er aan de hand was. Kees van Westerenen, die drie huizen verderop woonde, vertelde dat het derde elftal van FC Lienden tweede geworden was in de competitie. ‘Maar daar ga je toch geen rondrit door het dorp voor maken, een tweede plaats’, reageerde mijn vader. ‘Ach, die jongens pakken elke gelegenheid aan om eens goed te zuipen,’ antwoordde Van Westerenen. Daarna ging hij weer terug naar de tuin waarin hij hard aan het werk was om de tuin klaar te maken voor de zondag.

Er kwam een groepje wielrenners de straat ingereden. Onder hen de overbuurman, die morgen vast ergens in het land moest koersen en Klaas Zaaier die ondanks zijn hoge leeftijd nog altijd de beste wielrenner van het dorp was. Ze fietsen vaak met elkaar en reden soms wel meer dan 100 kilometer op een dag. Soms helemaal tot aan de Duitse grens. Ze stopten bij mij en mijn vader en met een voet in het pedaal en de andere op de straat, bekeken ze het tafereel. Klaas Zaaier nam een slok uit zijn bidon. Daarna: ‘Zo, zijn ze kampioen geworden?’ Mijn vader vertelde dat ze tweede geworden waren en waarschijnlijk alleen maar een reden zochten om te zuipen. ‘Godgeklaagd’, reageerde Klaas Zaaier. Ik zag hoe zijn natte shirt vastgeplakt zat aan zijn magere lijf. ‘Tweede worden en dan feesten. Het is ook geen sport natuurlijk dat voetbal’. De andere renners knikten instemmend. Vervolgens stapten ze op en reden weg. Behalve de buurman die al thuis was. De vrachtwagen was inmiddels ook al de straat uitgereden en moest nu ongeveer bij het hertenkamp zijn. Af en toe wanneer de huizen weken, hoorde ik vaag het lage gebrom, de volksmuziek en de voetballers die steeds harder begonnen te schreeuwen.

Een paar weken later, ik speelde opnieuw in de achtertuin, hoorde ik getoeter in de straat. Snel rende ik naar de voorkant van het huis om te zien wat er gebeurde. Er kwam een Opel Kadett met aanhangwagen de straat ingereden. Op de aanhangwagen stond een fiets met bloemen en een tuinstoel waarop Klaas Zaaier zat. Hij droeg een rood-wit-blauw shirt en zijn bijna witte haar was keurig achterover gekamd. Achter de kar reden de wielrenners, waaronder de overbuurman die morgen waarschijnlijk ergens in het land moest koersen. Boven Klaas Zaaier hing een bord waarop in slordige zwarte letters geschreven stond:

ALLEEN ECHTE KAMPIOENEN VERDIENEN EEN HULDIGING:

KLAAS ZAAIER NEDERLANDS KAMPIOEN 60+

Joost-Jan Kool