“Wie was vandaag sterker dan Johan Museeuw?” Dat was de vraag die Michel Wuyts op 5 april 1992 voorlegde aan Johan Museeuw. Het onzeker gepiepte, bijna vragende antwoord: “Dat weet ik niet. De winnaar zeker?” maakte duidelijk dat Museeuw in ieder geval niet de 76e Ronde van Vlaanderen had gewonnen. Hij stond er wat beduusd bij. Alsof hij nog niet verwerkt had wat er eerder die dag was gebeurd. Een slapend peloton had de Ronde van Vlaanderen weggegeven aan de op dat moment nog onbekende Fransman Jacky Durand en de favorieten mochten uitleggen waar het mis was gegaan. “Denk je echt?” counterde Wuyts. Er volgde wat gemompel over pech, een tuimeling over de vallende Ballerini, de jacht om weer aan te sluiten bvanhooydonckedwig1990ij het peloton en het verschoten kruit om er nog iets van te maken. Met de riempjes van zijn worstenhelm bungelend langs zijn afgetrainde kaken zag hij er verslagen, bijna lullig uit. Regelmatig keek hij schichtig weg van de camera. Alsof hij vrees had voor de woeste baard en dito haardos waar Wuyts toen nog mee gezegend was. Of wist hij zich gewoon geen houding te geven, teleurgesteld, beschaamd wellicht, als hij was na deze flater. Tweevoudig winnaar Edwig van Hooydonck was scherper in zijn commentaar. Op de opmerking dat hij vandaag een derde overwinning in Vlaanderens Mooiste had laten schieten, gaf hij bevestigend antwoord. “Als je het zo laat lopen, zijde een stommerik” stak hij de hand in eigen boezem. Johan Capiot was niet minder ontgoocheld en sprak in april al van een verloren jaar.

Na de verrassende afloop van deze editie van Vlaanderens Mooiste hing er een rare, bijna onwezenlijke sfeer rond de finish in Meerbeke. Natuurlijk was er respect voor de prestatie van de Franse winnaar, maar dat werd overschaduwd door de verbijstering over het wedstrijdverloop. Durand was mee gesprongen met een vroege vlucht en die had alle ruimte gekregen van het peloton. Opvallend, omdat de kopgroep, die naast Durand bestond uit de Belgen Patrick Roelandt en Hervé Meyvisch, aangevoerd werd door de Zwitserse hardrijder Thomas Wegmüller. Een coureur die, zoals Van Hooydonck na afloop opmerkte, een dag lang tegen de 45 kilometer per uur kon rijden. Was iedereen vergeten wat Wegmüller, dankzij die kwaliteit, 4 jaar eerder in Parijs-Roubaix had gepresteerd. Hoe hij daar een monstervlucht van 222 kilometer tot in Roubaix had doorgetrokken. Een door de wind in zijn versnellingsapparaat geblazen plastic zak, verhinderde hem toen om fatsoenlijk voor de zege te sprinten. Voor Dirk de Mol, samen met Wegmüller overgebleven van een 13 man grote kopgroep, was het vervolgens een koud kunstje geweest om de Hel op zijn naam te schrijven. De bloemen waren voor de Belg en de eer en de tranen voor de Zwitser. Ook deze dag in Vlaanderen was de eer Wegmüllers deel en profiteerde een medevluchter van de man, wiens koersinzicht niet zelden vergeleken werd met dat van een ezel. In tegenstelling tot de tranen van Roubaix, leek de Zwitser nu wel te kunnen leven met zijn tweede plaats. Met een bescheiden, tevreden gebaar, passeerde hij de finish.

Maar het waren niet alleen de inspanningen van Wegmüller die Durand aan de zege hadden geholpen. Zijn overwinning had hij toch vooral te danken aan de lamlendige wijze waarop het peloton zich die dag door het Vlaamse land had gesleept. Toen de kopgroep na 43 kilometer koers ontstond, leek er nog niets aan de hand, maar toen het kwartet 60 kilometer later een voorsprong van 22 minuten bij elkaar had gefietst, werden er hier en daar toch al wat wenkbrauwen gefronst. 22 minuten, geen gat dat zomaar even dichtgereden werd. Op de Oude Kwaremont, traditiegetrouw het punt waar de  koers open brak, hadden de vier nog altijd een voorsprong van 15 minuten gehad. Een ongelooflijke marge. Pas op 60 kilometer van de streep slaagde men er in iets van een achtervolging op poten te zetten, maar de reactie van Museeuw, Capiot, Bontempi, Jalabert en Ballerini vormde geen bedreiging meer voor de kopgroep, die inmiddels tot twee personen, Wegmüller en Du1992_levesrand, was gereduceerd. Aan de voet van de Muur van Geraardsbergen had het duo nog altijd een voorsprong van 2 minuut 30 en was het voor iedereen duidelijk dat een van deze twee de 76e editie van de Ronde van Vlaanderen zou gaan winnen. Dat topfavoriet Edwig van Hooydonck in gezelschap van Fondriest op diezelfde Muur het peloton achter zich liet, deed er niet meer toe. De absolute hoofdrol was weggelegd voor Jacky Durand die zijn metgezel op de Bosberg achterliet en steenkapot naar de finish in Meerbeke reed.

Na afloop waren er vooral veel vragen. Hoe was het toch mogelijk dat het peloton zich zo in de luren had laten leggen door een Zwitserse locomotief en zijn drie onbeduidende wagonnetjes. En waarom werd er pas gereageerd toen de vluchters niet meer te achterhalen waren? Er werd gezocht naar verklaringen. Een Wielerrevue uit die periode vond die in de weersomstandigheden die, niet alleen deze 5e april, maar de hele winter zacht en rustig waren geweest. Ideaal voor de mindere goden, die geen geld hadden voor dure trainingskampen in het zuiden. Zij stonden dus even goed voorbereid aan de start als hun meer kapitaalkrachtige collega’s. Maar los van de gelijke trainingsomstandigheden in de maanden voorafgaand aan de koers, concludeerde diezelfde Wielerrevue dat er in het peloton een nivellering had plaatsgevonden. De kloof tussen de toppers en de rest was verkleind. Een effect dat versterkt werd door een nieuw puntensysteem dat eraan bijdroeg dat knechten zich niet langer leeg zouden rijden voor hun kopman om zodoende ook nog wat puntjes mee te sprokkelen in het zogenaamde FICP-klassement. Het had een verlammend effect op de koers gehad en in plaats van te koersen, werd er voornamelijk naar elkaar gekeken.

Niet alleen het koersverloop, maar ook de winnaar hield de gemoederen bezig. Niemand die de 26-jarige winnaar uit het Franse Laval echt kon plaatsen. Vanzelfsprekend werden er overeenkomsten gezocht met Bernard Hinault, de Bretoen die met Gent-Wevelgem ook zijn eerste grote overwinning op Vlaamse bodem had gepakt, maar veel verder dan die overeenkomst kwam men niet. De algehele tendens was toch wel dat Durand een straf staaltje had laten zien, maar vooral optimaal geprofiteerd had van de omstandigheden. Hinault was een ander pak mouwen.

Wanneer deze Ronde van Vlaanderen in een historisch perspectief geplaatst wordt,  zou je de overwinning van Durand kunnen zien als een van de laatste stuiptrekkingen van een oude, romantische vorm van wielrennen. Een uitloper van een sport waarin nog plaats was voor dit soort, bijna jongensboekachtige prestaties. Een laatste vleugje charmant amateurisme voordat het peloton zich zou ontwikkelen tot een mechanisch, bijna wetenschappelijk aangestuurd monster. Een professionalisering die verrassingen uitsloot en geen pas hield met de nivellering die Wielerrevue in 1992 voorspelde.

In de jaren daarna zouden de carrières van de hoofdrolspelers van deze Ronde zich op verschillJohan Museeuw WK fotokaartende manieren ontwikkelen. Johan Museeuw zou onder leiding van ploegleider Patrick Lefevere uitgroeien tot een klassieke renner van formaat en zou maar liefst 11 wereldbekerwedstrijden winnen, waaronder 3 maal de Ronde van Vlaanderen en 3 maal Parijs-Roubaix. In 1996 werd hij in het Zwitserse Lugano wereldkampioen. Edwig van Hooydonck daarentegen haakte in datzelfde jaar af als wielrenner. Hij wenste niet mee te gaan in de wapenwedloop die het peloton in de jaren ’90 in haar greep hield en hield het teleurgesteld voor gezien. Zijn twee overwinningen in Vlaanderen kregen nooit een passend vervolg. Thomas Wegmüller was toen al twee jaar gestopt.

Jacky Durand werd, zoals verwacht, niet de opvolger van Bernard Hinault, maar groeide uit tot een icoon van de lange ontsnapping. En getuige zijn erelijst, waarop naast de Ronde van Vlaanderen ook nog o.a. Parijs-Tours en twee etappes in de Ronde van Frankrijk prijken, deed hij dat niet onverdienstelijk.

In 2012 keerde Durand terug naar de Ronde van Vlaanderen; als wielertoerist. Op de  Oude Kwaremont zou hij, zo liet hij aan de pers weten, stoppen voor een lekker biertje.


Met dank aan het archief van Jos van Nierop.

Joost-Jan Kool