Wat wist ik nu eigenlijk van het vrouwenwielrennen? De namen Keetie (later: van Oosten-) Hage en haar zus Bella zoemden wel eens door mijn hoofd, uit de lang vervlogen tijd van Merckx, maar alleen die namen zoemden dus.

Een hele tijd daarna kwam Leontien van Moorsel, Tinus voor intimi. Ze duelleerde met Jeannie Longo in de Tour Feminin. De rivaliteit mondde uit in een sur place op de flanken van de Alpe d’Huez, jamais vue.

Het perfectioneren van het lichaam leidde tot een obsessie voor vermagering. Het anorexia-peloton deed zijn intrede. Treurig.

Daarna verscheen Marianne Vos aan het firmament. Uit Babyloniënbroek, een plaatsnaam die kan figureren in de werken van Olivier B. Bommel.

Man man, wat kon die vrouw fietsen. Imperiaal op elk terrein: straat (incluis berg en kassei), veld en baan. Een Merckx verbleekte in het beeld van haar palmares.

Maar nog steeds was ik geen volger van het vrouwenwielrennen.

Tot die ene dag.

8 augustus 2016 Rio de Janeiro. Annemiek van Vleuten stond tot op die dag bekend als eendagsrenner (roept een misplaatste connotatie op met eendagsvlieg, dit terzijde), specialiste in het klassiekerwerk, nu blijkt ze ineens te kunnen klimmen, als een Colombiaanse kever. De Olympische lauwerkrans ligt voor het oprapen. In de afdaling gaat het mis. Ze mist een bocht, en de rest staat bij velen op het netvlies gebrand. Wie er die dag won (een landgenote) is niet van belang.

Annemiek overleeft miraculeus (Ik heb vele renners in het verleden er beroerd, de adem afknijpend, bij zien liggen: Fabio Casartelli, Wouter Weylandt), en komt terug. En hoe, hoor je dan te zeggen.

Ik ga dat hier niet allemaal toelichten. Lees de wielerpagina’s maar na.

Sindsdien volg ik de dames dus meer. En wat blijkt, het vrouwenwielrennen blijkt meer dan boeiend. Natuurlijk ben ik dat gaan analyseren, hoe dat nu kan. Een vergelijking met de mannentak levert mij volgende inzichten op.

  • Kleinere ploegen, kleiner peloton. Ergo: minder controle. Minder treintjes.
  • Niveauverschil. Er is een relatief kleine top, waarvan je mag verwachten dat die uiteindelijk in de finale komt bovendrijven. Zoals je vroeger bij de mannen ook wist dat het uiteindelijk de ‘usual suspects’ waren die aan het kortste eind trokken (Hinault, De Vlaeminck, Moser etc). Dat werkt geruststellend, het komt wel goed, één van de besten zal winnen.
  • Kortere koersen. Zodra de vrouwen op antenne zijn weet je dat het spel op de wagen is.

18 oktober 2017, vliegveld Faro. Ik heb zojuist mijn fiets bij Transavia ingeleverd, nadat deze mij in ruim 2500 kilometers dwars door het Iberisch schiereiland heeft geloodst.

In de vertrekhal word ik aangesproken door een Nederlander. Hij heeft mijn gesjouw met de fietsdoos bij de incheck opgemerkt. De goede man is eveneens een gedreven fietser, met name op de mountainbike. Hij is lid van een enthousiaste club in de buurt van Wageningen. Hoe we er op zijn gekomen weet ik niet meer, maar ineens meldt hij dat Annemiek van Vleuten ook lid is. Wat? Nee! Jazeker! Hij tovert recente foto’s op zijn iPhone tevoorschijn, waarin Annemiek (ja, ze is het echt!) vanaf de atb vrolijk naar de camera lacht en zwaait. In een moment van verstandsverbijstering wil ik alle ervaringen van de afgelopen zes weken inruilen voor één zo’n ontmoeting.

Mannen kunnen veel van vrouwen leren. Dat geldt zeker als het gaat om de spankracht van de koers. Volg het maar.

Op 29 september rijden de vrouwen het WK in Innsbruck. Helaas heb ik die middag verplichtingen.

Marc Peeters