Mekkeren over Thomas Voeckler, het lijkt de hobby van alle wielerjournalisten- en commentatoren. Altijd weer dezelfde argumenten: mediageil en niet geliefd in het peloton. Voecklers prestaties zijn bijzaak. Het is als een boek recenseren en dan de kledingstijl van de auteur afkraken. Als een concert bezoeken, ondertussen bijkletsen met je vrienden en de volgende dag zeggen dat de muziek klote was. Maar wat mij vooral irriteert: alles is al honderd keer gezegd. Voeckler afzeiken is wandelen over gebaande paden. Het is zo ontzettend makkelijk.

Hoe makkelijk? Thijs Zonneveld schreef deze column op nu.nl, getiteld ‘Anti-Titi’. Hoog tijd voor een ‘Anti-Thijs’: net zo makkelijk en met dezelfde column.

En ja hoor, daar is ie weer. Net zoals vorig jaar in juli. En het jaar daarvoor. Ik heb wel eens het idee dat ik de hele maand de schrijfsels van één columnist zit te lezen: Thijs Zonneveld.

Hij is onvermijdelijk. En erger nog: hij kijkt godsgruwelijk arrogant. Van mij mogen alle wielerjournalisten van Nederland schrijven, behalve hij.

Thijs noemen ze hem in Nederland. Hoe verzin je het. Thijs is het lievelingetje van het hele Nederlandse volk. Thijs past naadloos in het rijtje Bert (Bert Wagendorp), Jeroen (Jeroen Schmale) en Mark (Mark Misérus).

Elk jaar in juli barst de Thijsmania los. Recensenten staan met hun boxershorts bij zijn voordeur te zwaaien, redacteuren vallen flauw als hij langskomt, lezers huilen van ontroering als hij weer iets geschreven heeft. En de rest van de wereld vraagt zich af waarom.

Stamppot

De columns van Thijs zijn als een stamppot: altijd dezelfde ingrediënten, door elkaar gehusseld tot een eentonig gerecht. In de journalistiek staat hij bekend als een notoire eigenheimer. Hij schrijft over onderwerpen die er niet zijn, komt met opmerkelijke verhalen die hij uit zijn duim zuigt, hij zeikt over renners waar eigenlijk niets op aan te merken is.

Als je tijdens de Tour een column leest, dan weet je al van wie die is: Thijs. Als er iemand komt met zes columns op een dag, dan kun je met je ogen dicht raden van wie ze zijn: Thijs.

Maar ook voor tv-kijkers is Thijs een nachtmerrie. Er moeten wielerliefhebbers zijn die denken dat er tweehonderd Thijzen rondwandelen bij de Tour. Want op vele dagen is Thijs de enige die in beeld wordt genomen tijdens de uitzending van De Avondetappe.

Thijs trekt camera’s en geschreven media aan zoals een riool ratten lokt. Hij schrijft om op te vallen, en anders neemt hij pontificaal plaats in een goed bekeken tv-programma. Hij deelt geen handtekeningen uit op het Boekenbal, behalve als je hem met behulp van een Jakhals klemzet op de wc’s. Alles voor de publiciteit.

Zonnebril

Thijs is het summum van Nederlands chauvinisme. Haartjes vastgeplakt, zonnebril op het hoofd: moi, c’est Thijs. Hij doet alsof hij de beste columnist van de wereld is, de Nederlandse media doen alsof hij de beste columnist van de wereld is, het Nederlandse publiek doet alsof hij de beste columnist van de wereld is. En het ergste van alles is dat ze niet eens helemaal ongelijk hebben: Thijs is een steengoeie columnist.

Thijs bezorgt je rillingen. Thijs maakt je aan het huilen. Thijs is de Hollandse serveerster die doet alsof ze je niet begrijpt als je vraagt of ze de hutspot ook zonder wortelen serveren.

Thijs is de parkeerwacht die je auto laat wegslepen terwijl je nog probeert uit te vogelen hoe de parkeermeter werkt. Thijs is de penalty van Clarence Seedorf. Thijs is de traditioneel Nederlandse wc die je in staat stelt je drol te inspecteren voor je doortrekt.

En stiekem hoop ik dat hij morgen weer zes columns schrijft.

Lidewey van Noord
Laatste berichten van Lidewey van Noord (alles zien)