Ik begreep het niet, Lance. Als klein meisje zat ik voor de tv en ik begreep het niet. Ik begreep niet dat een gewoon mens kon wat jij kon. Zoveel beter zijn dan al die andere gewone mensen. Hen allemaal aan flarden rijden in drie weken. Eén keer. Twee keer. Drie keer. Vier keer. Vijf keer. Zes keer. Zeven keer. Honderden gele truien. Dat overwinnen wat zo ongelofelijk moeilijk te overwinnen is. Weer gaan fietsen. Weer gaan winnen. Ik dacht dat het dus wel moest bestaan. Een soort oerkracht, een niet te overtreffen talent voor heel hard fietsen en heel hard vechten. Een misschien wel door God gegeven eigenschap die anderen niet hadden.

Maar nu begrijp ik hoe het kon. Ik staar naar de foto’s in de krant. Bloedzakken en naalden. En ook heel vaak jouw gezicht. Daarnaast heel veel tekst. Over wat je deed, en hoe je het deed, en wat je collega’s aandeed. Ik begrijp nu – ik moet het wel begrijpen – hoe het kon dat jij altijd de beste was.

Maar ik begrijp ook zo heel veel niet. Hoe kon je juichen als je gewonnen had? Hoe kon je met je hand op je hart naar het volkslied luisteren? Hoe kon je dineren met wereldleiders? Hoe kon je met je kinderen op het podium in Parijs staan? Hoe kon je van jezelf een voorbeeld maken voor iedereen die moest vechten tegen die vreselijke ziekte die jij overwonnen had? Hoe kon je die mensen een hart onder de riem steken? Hoe kon je ons jouw beroemde gele polsbandjes laten dragen? Hoe kon je in vredesnaam blijven ontkennen, tot op de dag van vandaag? Hoe kon je jezelf en je geliefden recht in de ogen blijven kijken? Hoe kon je überhaupt elke koers weer op de fiets stappen terwijl je wist dat je de hele wereld aan het bedonderen was? De wereld die zo vol respect en bewondering naar je opkeek? En hoe kon je zij die dat niet altijd deden zo overtuigend de mond snoeren?

Nu begrijp ik het niet, als klein meisje begreep ik het niet. Ik geloof dat ik wou dat ik nog dat kleine meisje was.

Hilde Kugel
Laatste berichten van Hilde Kugel (alles zien)