De topsport is vergeven van de eikels. Geef toe, veel topsporters [1] zijn uiterst onaangename figuren.

Wat hier oorzaak is, en wat gevolg, is niet altijd even duidelijk. Moet je een eikel zijn om de top te bereiken? Hmm, aangezien er ook vele sympathieke kerels zijn die de top bereiken, lijkt de causaliteit toch vooral andersom te liggen: de top bereiken maakt van sommigen enorme eikels. Of is het zo dat er nu eenmaal een x-aandeel eikels in de wereld rondlopen en dus ook in de topsport? De vraag luidt dan: is het aandeel eikels onder topsporters hoger dan onder niet-topsporters? En als we die vraag al bevestigend beantwoorden, hoe komt dat? Het zijn vragen die me al jaren bezighouden, maar waar ik nog geen sluitend antwoord op heb.

Eikels dus. Maar wat versta ik eigenlijk onder eikels? Arrogante mannetjes. Intimiderende kereltjes. Van die types die vinden dat de regels er zijn voor iedereen behalve voor hen. Arrogant, onvriendelijk, verwend, narcistisch, egoïstisch, onbetrouwbaar, oncollegiaal, leugenachtig, manipulatief, gevaarlijk, er zijn verschillende gradaties van eikelschap. Eikels zijn er in verschillende gedaanten.

Laat ik voorop stellen dat mijn antipathie jegens bepaalde topsporters en mijn aanduiding van hen als eikels (hufters, zou mijn vader zeggen) natuurlijk heel persoonlijk is, gekleurd door mijn opvoeding, door vervelende ervaringen in mijn jeugd en mijn dagelijkse leven, door mijn eigen introverte, verlegen, bedeesde inborst. Het is de allergie voor het tegenovergestelde. Het gebrek aan herkenning. Het onvermogen tot vereenzelviging.

De topsport is vergeven van de eikels. Maar de wielersport, hoe zit het daarmee? Natuurlijk, we hadden oppereikel Lance. Leugenaar, manipulator, onaangenaam mens. En we hadden leugenachtige,  manipulatieve en onaangename kereltjes als Vino, Ricco, Cipo en Richard V. Ook in het wielrennen komen eikels in vele gedaanten. Van irritant en arrogant tot ronduit levensgevaarlijk.

Een kleine verkenning op Twitter leverde meer namen op, waaronder ook enkele Nederlandse renners en ex-renners. Laat ik die hier verder niet noemen (vul zelf maar in en aan) maar slechts onwetenschappelijk constateren dat ik het aantal wel mee vond vallen. Sterker nog, ik heb de indruk dat het aandeel eikels onder wielrenners vrij gering is. Zoals Herman Chevrolet (dé expert in list en bedrog in de wielersport) me zei: “Coureurs zijn bijna zonder uitzondering aardige jongens”. Is dat de reden dat ik graag naar wielrennen kijk, en voetbal me al jarenlang koud laat?

Natuurlijk, ook in het huidige peloton rijden er eikels rond, denk aan onbetrouwbare jochies als Barguil en Moscon en levensgevaarlijke bandieten als Cavendish en Bouhanni. Die eikels moeten er ook vooral zijn, want als wielerliefhebber moet je niet alleen vóór sommige renners zijn, maar ook tegen andere. Ik hoop in elk geval altijd – ik geef toe, het is een beetje kinderachtig – dat de eikels niet winnen.

Boe eikels! Hup Gesink! Hup Mollema! Hup Poels!

[1] Ik beperk me hier tot de mannen. De ‘bitches and witches’ in de vrouwensport laat ik even buiten beschouwing, al moet ik hier toch nog even herhalen dat ik niet voor niets verliefd ben op Marianne Vos…

 

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)