‘Als de renners gepasseerd zijn, vertrekt iedereen. Dan is hier niemand meer’, vertelt de uitbaatster van café Chez Françoise in Troisvilles, een dorp aan het parcours van Parijs-Roubaix. Aan de rand van dit dorp beginnen de kasseistroken van Parijs-Roubaix. Ieder jaar walmt daar de barbecue en klinkt de accordeon tot het moment dat de bezemwagen het dorp opveegt en het feest al eindigt nog voor het feitelijk begonnen is. Om drie uur ’s-middags vertrekt dan de meute uit Troisvilles om pas na exact een jaar terug te keren. Françoise zegt nog het geluk te hebben dat de duivenmelkers regelmatig langskomen om hun kisten te lossen, anders kon ze haar café al opdoeken. En zou ze dat doen, dan was er niets meer in het dorp. Niets, behalve de aanloop naar de eerste strook.

Het verhaal van het kleine café in Troisvilles staat in ‘Parijs-Roubaix, de sterkste verhalen over de kasseienklassieker’ van de Gentse auteur Raoul De Groote. Het boek is een ruime verzameling korte portretten, anekdotes en feitjes waar vooral de échte liefhebber zijn honger mee kan stillen. Over de winnaars en verliezers, de verschillende soorten keien en stroken en het materiaal dat in al die jaren telkens verbeterde. De Groote geeft antwoord op duizend en meer vragen over de keienklassieker, en doet dat in een prettige stijl en gesteund door fraaie beelden. Over Mathieu Cordang, de eerste Nederlandse deelnemer die bijna de eerste Nederlandse winnaar werd. Over Peter Post, die tot vorig jaar nog de editie met het hoogste gemiddelde aantal kilometers per uur op zijn naam had staan en Jetse Bol die vertelt hoe het is om als renner helemaal achterin de koers te rijden. En wist u bijvoorbeeld dat er Down Under ieder jaar door liefhebbers een Paris-Roobaix wordt georganiseerd met een finish op het Brunswick Velodrome?

Na het lezen valt op dat Parijs-Roubaix in haar lange geschiedenis altijd wel de grote vis is geweest die alle coureurs maar wat graag wilden binnenhalen. Een podiumplek in Roubaix telt zwaarder dan welke troostprijs ook, en bevat altijd een verhaal. Verhalen over pechvogels die geluksvogels werden omdat ze volhielden en ieder jaar toch weer terugkeerden naar de steenstroken. Zowel de laatbloeiers als Duclos-Lasalle en Vansummeren, als jonge gasten zoals Tom Boonen die er vanaf hun eerste deelname meteen stonden. Volhouden, nooit opgeven. Vallen en weer opstaan. Bij Parijs-Roubaix geldt dat motto niet slechts tijdens de koers zelf. Voor wie ambitie heeft in dit monument geldt het voor de complete rennerscarrière.

‘Parijs-Roubaix’ gaat voor een groot deel over Belgische renners. De helft van alle zeges ging naar Belgen, dus erg vreemd is dat niet. Natuurlijk vertelt Roger de Vlaeminck dat het vroeger pas écht koersen was en dat wie dat niet geloven wil het best eens naar de documentaire ‘A Sunday in Hell’ uit 1976 moet kijken. ‘Nu zitten de goeie coureurs in het wiel van hun knechten tot de laatste twintig kilometer met de handen boven op het stuur. En een zonnebril op. Jongens! Vroeger koersten de goeie van bij het begin van de stenen. Dat zie je nu niet meer.’ Jan Janssen gooit er nog een flinke schep op met zijn bewering dat er in de editie van 1967 wel 110 kilometer kasseien zaten, liefst twee keer zoveel als nu.
Sterke verhalen, dat zeker. Te mooi om waar te zijn? Misschien wel. Maar in elk geval te mooi om kapot te checken.

 

Parijs-Roubaix, de sterkste verhalen over de kasseienklassieker
Auteur: Raoul de Groote
Uitgever: Lannoo
Nederlandstalig 328 pagina’s ISBN 9789401448321

Martijn Sargentini