Dit is deel 2 in een serie van 3. Lees eerst deel 1.

In de verte hoorde politieagent Christophe Gendron het geklap en het gejuich aanzwellen. Het peloton kon niet ver meer zijn. Aan de overkant roffelde een groepje pubers hard op de reclameborden. Toen werd Gendron op zijn rug getikt. Hij keek om en zag een meisje. Ze had haar arm uitgestrekt. In haar hand hield ze een cameraatje. Of meneer de agent een foto van de wielrenners voor haar wilde maken, vroeg ze. Dat lukte niet van waar zij stond. Christophe pakte het aan, keek even naar het meisje en toen naar het fototoestelletje, een wegwerpcamera. Hij knikte. Dat ging wel lukken. Hij stond toch niks te doen, en de straat was hier breed genoeg.

Lang stond er met kleine letters een waarschuwing op wegwerpcamera’s: bekeken door de lens van de camera lijken voorwerpen verder weg dan ze zijn.

Dit boek winnen? Stuur een mail naar info@hetiskoers.nl en leg uit waarom jij dit boek zo graag wil winnen!

Dit boek winnen? Deel dit bericht dan op Twitter of Facebook. We mogen die dagen lang een exemplaar verloten onder alle ‘delers’!

Het peloton denderde langs het 300 meter-bord. Sergeant had alles gegeven en alsof het afgesproken werk was, kwamen Nelissen en Abdoesjaparov tegelijkertijd uit het zadel en haalden Sergeant in. De Oezbeek passeerde hem aan de linkerkant, Nelissen rechts. De robuuste, vierkant gebouwde Belgische sprinter was in het voordeel, want ook de laatste bocht voor de finish boog naar rechts. Fabiano Fontanelli zat nog steeds in het wiel van Nelissen, Laurent Jalabert met zijn roze ONCE-shirt vlak achter Fontanelli. Olaf Ludwig had de slipstream van Abdoesjaparov gekozen. Op tweehonderd meter van de streep rechtte Sergeant zijn rug, en zag dat het goed was. Beter dan nu had hij een ploeggenoot nog nooit gelanceerd. Wilfried Nelissen kon deze sprint onmogelijk verliezen.

Honderdvijftig meter verderop had Christophe Gendron de camera uit zijn broekzak gehaald en was een kwartslag gedraaid. Hij stond nu dwars op de weg, niet breeduit, maar in een normale houding met zijn voeten loodrecht onder zijn schouders. Zijn linkervoet raakte bijna de reclameborden. Hij stak niet veel verder uit dan de anderhalve meter hoge zuilen van Coca-Cola, die tussen hem en zijn collega’s stonden. Gendron bracht de camera voor zijn ogen. Hij was er klaar voor, hij zou een mooie foto maken voor dat meisje.

‘Nelissen gaat van kop af, Nelissen gaat van kop af,’ riep Mart Smeets in de microfoon toen het pak renners de bocht omzeilde en in het vizier van de vaste camera kwam. ‘Abdoe in het midden,’ zei Jean Nelissen. De fiets waarop de Oezbeek reed, zwiepte vervaarlijk heen en weer. Het frame sloeg steeds tegen de binnenkant van zijn dijen. De Aziaat, die de laatste jaren berucht was geworden door zijn kamikazesprints – Tashkent Terror was zijn bijnaam – koos het midden van de weg. Nelissen reed twee meter meer naar rechts, maar hield voldoende afstand tot de reclameborden, de Coca-Colazuilen en de agenten, die hier gek genoeg niet beschikten over een inhammetje om zich in te verschuilen. Met het blote oog was niet te zien wie van de twee sprinters voor lag. Als de eindstreep honderd meter eerder was getrokken, had een finishfoto uitkomst moeten brengen. Een halve meter achter de twee reed Fontanelli, met zijn kop in de wind. Hij leek niet te kunnen kiezen wiens wiel hij zou pakken.

Wilfried Nelissen reed inmiddels al een tijdje met zijn hoofd omlaag. Zelf noemde hij zijn typerende stijl ‘met de kop in de kas’. Zo fietsend sprak Nelissen zijn allerlaatste krachten aan. Op momenten als deze had hij zoveel adrenaline in zijn lijf, dat hij vlak na de streep ‘iemand kon opeten of in elkaar rammen’. Abdoesjaparov had zijn ogen wel gericht op de finish.

Christophe Gendron had de koplopers nu mooi in beeld. Hij wachtte nog heel even, en dan zou hij afdrukken. Dat ging een prachtige foto worden.

Nelissen had zijn ogen al een meter of veertig gericht op het asfalt onder zich, toen hij ineens scherp naar rechts begon af te wijken. Fontanelli besloot het wiel van de Belg te kiezen en nam Jalabert met zich mee. Ludwig bleef in het spoor van Abdoesjaparov. De rest leek niet meer mee te doen om de ereplaatsen.

Marc Sergeant trapte al een paar honderd meter amper meer, maar dankzij zijn hoge snelheid reed hij nog steeds ergens tussen de tiende en vijftiende plaats. Hij richtte zich op om over de ruggen van de renners voor hem te kunnen kijken. Dat vond hij altijd zo’n machtig gezicht, als die armen van Nelissen de lucht ingingen. Dat wilde hij niet missen.

Christophe Gendron en Wilfried Nelissen waren nog maar tien meter van elkaar verwijderd. Over een halve seconde zouden de twee elkaar ontmoeten, maar ze hadden geen idee. Gendron keek door de zoeker van de camera, Nelissen keek naar de grond. Hij reed nu op minder dan een meter van de reclameborden. Fontanelli lag al anderhalve fietslengte achter de Belg. Even leek het erop alsof Nelissen op wilde kijken, maar het was al te laat.

‘Nelissen zit …,’ begon Mart Smeets, maar hij kon de zin niet afmaken.

‘Hoooooooooooo…!’ riep hij plots in koor met Jean Nelissen. Wilfried Nelissen knalde met zijn helm tegen de uitgestoken elleboog van Gendron, zijn schouder boorde zich in de borststreek van de blauwhemd, het stuur ramde de maag en het voorwiel klapte Gendrons rechterbeen weg. Nelissen sloeg over de kop, met zijn hoofd richting de borden, en kwakte met zijn rug op het wegdek. Hij gleed nog een meter of vijf door en kwam op zijn buik tot stilstand. Hij had zijn linkerknie iets opgetrokken, alsof hij op straat een middagdutje deed.

Tijdens de buiteling van Nelissen reed Fontanelli tegen het achterwiel van de Belg en sloeg over de kop. De Italiaanse sprinter verloor veel minder snelheid en vloog lang door de lucht. Daarna schoof hij op zijn rug ook nog een eind over het asfalt van Armentières.

Vlak voor de frontale botsing tussen Nelissen en de agent was Laurent Jalabert door toedoen van Fontanelli rechts achter Nelissen terechtgekomen. Wonder boven wonder hield hij de fiets recht toen hij geraakt werd door de armen en benen van Gendron en door de fiets van Nelissen, en hij met zijn rechterbeen langs de reclameborden schuurde. Hij kreeg zelfs zijn linkerhand weer terug aan het stuur, maar twee meter achter de plek waar de agent had gestaan, stak een Coca-Colazuil uit een nis tussen de schuin tegen de hekken gebonden reclameborden.

Voor de Fransman was er geen ontkomen meer aan. Hij knalde er met zijn voorwiel bovenop en kreeg het gevaarte, dat iets omhoog kwam, vol in zijn gezicht toen hij over zijn stuur sloeg. De ronde zuil, gemaakt van perspex, knapte daarna in stukken. Hoog boven het asfalt maakte Jaja een salto, kwam hard op zijn rug terecht en draaide als een breakdancer nog een rondje met de klok mee.

Als in een meesterlijke choreografie kwamen Fontanelli en Jalabert, vanuit verschillende richtingen maar exact op hetzelfde moment, tegen elkaar tot stilstand, zittend als twee jongetjes op een te klein schoolbankje. Het linkerbeen van Jalabert schoof over de rechter van Fontanelli. Hun gezichten wezen in de richting van de finishlijn. De afstand tussen waar de twee zaten en waar Nelissen lag, was zeker tien meter. Er stuiterden nog stukken van de kapotte zuil om Fontanelli en Jalabert heen, brokstukken als na een explosie.

Net nadat Nelissen de politieman had geramd, maar nog voor de ontmoeting tussen Jalabert en de kunststof pilaar, trok een collega van Gendron, die vier meter verderop stond, zich aan het hek omhoog en dook razendsnel en behendig tussen het publiek. Als de agent was blijven staan, had Jalabert hem tijdens zijn salto waarschijnlijk geraakt.

De kettingbotsing op Rue de Dunkerque was nog niet ten einde. Christophe Gendron was na de collisie met Nelissen en het passeren van Jalabert teruggezwiept van de reclameborden. Met zijn rug naar de rest van het aanstormende peloton probeerde hij zijn evenwicht te hervinden, maar werd onmiddellijk door Alexander Gontchenkov vol op de voorvork genomen, als een torero op de horens van een stier. Hun lijven knalden vervolgens tegen elkaar.

De Oekraïense sprinter van de Lampre-ploeg – de oud-baanrenner die vier jaar eerder wereldkampioen ploegenachtervolging was geworden – vloog een meter of drie naar links en gleed nog zo’n zelfde afstand op zijn kont over de straat. Pas ver over het midden van de weg zette hij zijn pols op het asfalt. Zijn fiets was voor hem uit gestuiterd, schoot tussen Emmanuel Magnien en Gianluca Bortolami door, miste op een haar ook Miguel Indurain – wat deed die voorin het peloton tussen de sprinters? – en kwakte tegen de reclameborden aan de overkant.

Foto: Cor Vos (met permissie gebruikt)

Foto: Cor Vos (met permissie gebruikt)

Er was ook nog een vijfde slachtoffer. Net voor Gontchenkov reed Johan Capiot van TVM. Uit alle macht probeerde hij de losgeslagen fiets van Nelissen te ontwijken, maar hij gleed onderuit. Hij viel met zijn rechterheup op het frame van Fontanelli en sloeg toen met zijn rug en zijn behelmde hoofd tegen het wegdek. Johan Capiot droeg net als Nelissen een moderne valhelm, Jalabert, Fontanelli en Gontchenkov droegen er nog een van leer. Er kwamen die middag nog genoeg renners over de streep met niets op het hoofd, of slechts een petje. Pas na de dood van Andrei Kivilev in Parijs-Nice, 2003, werd het verplicht om te koersen met helm.

Na de tweede optater maakte Christophe Gendron een pirouette, richtte zich op en ging in de houding staan. Op dezelfde plek en opnieuw in de richting van de bocht waaruit acht seconden geleden Nelissen & Co tevoorschijn waren gekomen. Alleen aan de platte, zwarte pet die een meter voor hem op de straat lag, kon je zien dat er iets gebeurd was.

Op het moment dat Gendron weer ging staan, passeerde Djamolidine Abdoesjaparov met een in de lucht gestoken rechterarm de finish. Hij en Olaf Ludwig, die kansloos tweede werd, hadden geen hinder ondervonden van de crash. Nummer drie Johan Museeuw ook niet, maar die werd wel op slechts centimeters gemist door de schuivende fiets van Wilfried Nelissen. Dat er niet meer renners tegen het asfalt kwakten na de clash tussen Nelissen en Gendron, was een wonder. Een wonder én een ode aan de stuurmanskunst. Giovanni Fidanza toonde zijn kunnen door scherp van achter Gontchenkov en Capiot weg te sturen toen hij lichamen en fietsen door de lucht zag vliegen. Evenals Marc Sergeant, die net voor de gevallen Gontchenkov het stuur omgooide, en bidons, wielen en stukken kunststof ontweek en met zijn fiets precies tussen de linkerbenen van Fontanelli en Capiot door reed. Onderwijl keek hij ook nog achterom om te zien hoe zijn ploegmaat en landgenoot erbij lag. Sergeant passeerde als dertiende de eindstreep en sloeg met zijn linkerarm gefrustreerd in het luchtledige. Hij begreep meteen dat de ploeg Post deze Tour niks meer aan Nelissen zou hebben.

Tien seconden hadden ordebewakers, officials en fotografen nodig om te bevatten wat er was gebeurd, dat ze niet droomden. Toen snelden ze langs de hekken naar de plekken des onheils. Een man met een plastic zak in zijn hand sleepte er al fietsen en wielen naar de kant, politieagenten hielpen hem. Een batterij fotografen stelde zich op voor Jalabert en Fontanelli, die zijn arm om de schouder van de Fransman had geslagen. De Italiaan zei ook nog wat tegen Jalabert, maar die reageerde niet.

Steunend op zijn armen, met de ogen gesloten en met zijn hoofd iets naar achteren, leek de sprinter van ONCE meer dood dan levend. Wonderlijk genoeg zat zijn bril nog recht op zijn neus. Zijn leren helm stond scheef op zijn hoofd, net als bij Fontanelli, die inmiddels verdwaasd richting finish keek. De Italiaan zag er verder ongeschonden uit. Over zijn linkerarm liepen asfaltstrepen en bij zijn elleboog had hij een schaafwondje, maar verder leek het of Fontanelli de volgende dag wel weer van start kon. En dat was ook zo. Hij werd onderzocht in het ziekenhuis, maar behalve de afdruk van een tandwiel naast zijn mond vonden de artsen niets.

Morgen deel 3 (slot)

Dit verhaal is afkomstig uit het boek Brigadier Kodak neemt een foto van Wiep Idzenga. Bestel dit boek bij bol.com!

 

Wiep Idzenga
Laatste berichten van Wiep Idzenga (alles zien)