atocSoms moet een mens zichzelf een uitspatting gunnen. Dit weekend mocht ik van mezelf de Ronde van Californië kijken, ontdekt op Eurosport, waar ze ’s nachts meestal aan het curlen of het bowlen zijn rond die tijd.

Tot zover de gebundelde verhalen van mijn avontuurlijk leven. Slaapdronken wielrennen kijken, wat een ontdekking.

Om maar eens wat te noemen: denkt Robbie McEwen er anoniem zijn laatste kilometers te rijden, treft hij een andere bejaarde sprinter: Fred Rodriguez bestaat nog! Of wat van Marc de Maar te denken, die Antillen-kampioentrui zal respect afdwingen bij de Amerikanen. Ze zullen van ons – Europese volgers – niets begrijpen. En vice-versa.

Waarom uren koers kijken als Peter Sagan altijd eerste wordt en Heinrich Haussler tweede?

En zou die Robert Gesink niet veel harder gaan als hij eens een tandje zwaarder trapt? Niet om aan te zien. Het lijkt de Giro wel. Sommige Europeanen hebben werkelijk altijd wat om te zeuren, zou een Amerikaan zeggen.

In Californië gaat het om de bijzaken, om relaxed rijden. Cruisen. De bergen golven, breken niet. Renners vallen er niet, glijden hooguit wat. Al zit je heus niet naar een B-koers te kijken, koersen op leven en dood is het bepaald niet.

Kunnen we wel gebruiken, nu het hoogseizoen aanbreekt in die monsterlijke sportzomer waarin alles overtreffende trap moet zijn.

Wie heeft in hemelsnaam dat AG2R-shirt ontworpen?
Denk ik nou nooit tijdens een Touretappe.
Witblauwpoepbruin. Laat de beschaving de beginjaren ’90 alsjeblieft overslaan bij de volgende retro-ronde.
Zo’n overpeinzing is toch meer waard dan het signaleren van weer een uitschieter van Paolo Tiralongo?

De commentator, moederziel alleen in een Hilversumse spreekcel, die droomt dat hij op slippers verslag doet vanuit de goudkust, herhaalt minutenlang dat Laurens ten Dam is uitgevallen. Hij moet ook wat.

Een vrijwel zekere op handen zijnde Nederlandse Tourzege (dat mist de Girokijker ook) lijkt even in gevaar, maar dat zet Gesink recht in de volgende rit. Commentator stikt in superlatieven, bij elke andere wedstrijd zou het irriteren, hier niet. Hooguit dat Noord-Hollandse accent, waarom hoor je dat zo vaak in het wielrennen?

Zeer. Enorm. Echt heel. Geweldig. Goed.
Denk ik anders nooit.

Misschien is het omdat zijn toch niet onkundige commentaar heerlijk voortkabbelt onder het net iets te hard ingemixte geluid van de helikopter. Wat is koersruis toch fijn. Kunnen ze die Giro volgend jaar niet gewoon ’s nachts rijden?

Ik heb twee uur televisie kunnen kijken zonder dat de naam Tofik Dibi viel.

Dat heb ik nou nooit tijdens de Waalse Pijl. Zou die Tofik niet beter een leuk klimmertje geworden zijn? Beetje uit de rug van de kopman demarreren.

Verdomd toch, dat Californië ziet er verdomd goed uit voor een failliete staat. Laat de EU-leiders onmiddellijk stoppen met hun Griekse eurocrisis en de televisie aanzetten ’s nachts. Wekenlang heb ik ten onrechte wakker gelegen met de gedachte hoe een land kan ophouden te bestaan wanneer het failliet gaat. Het was te groot om visueel te maken, hoe zou Griekenland er leeg uitzien… had ik Eurosport maar ingeschakeld.

Na het passeren van Great Bear Valley (Hoe groot is een beer? Pieker ik anders nooit over) gaat Pieter Weening te laat in een dus kansloze tegenaanval. Maar het lijkt door de gebrekkige regie-informatie best spannend zo. De commentator vult de leemte met kijkersvragen van mensen die waarschijnlijk vaak curlen kijken. Het is dat of de totale gekte.

‘Heeft die Weening zijn belofte nou echt ingelost?’ Geen idee, ik was me aan het afvragen waar Weening eigenlijk gebleven was. Bij GreenEdge dus. Dat shirt verhult schokschouderen minder dan dat van Rabo.

Zou me ook nooit opgevallen zijn.

Esoterie, dat is het. Wegdwalen, verlangen. Met tel sell of routinematige porno als enige alternatief. Of een slapeloze nacht, omdat niet te begrijpen is waarom het gelaat van de winnaar van vorig jaar (Chris Horner) op een clownsmasker lijkt tijdens het afzien.

Wilco Kelderman, wat een talent. Was ik tijdens de Giro ook niet achter gekomen. Tom-Jelte Slagter kende ik al. Zó 2011.

Een paar jaar geleden was ik in Californië, toen die koers nog een exotische seizoensopwarmer was in februari.

Tour of California. Alleen bij die naam al krijgt een mens zin om zijn peuter – medeveroorzaker van slapeloze nachten – voor een leuk bedrag op Marktplaats te zetten. Om dan snel een ticket en een camper te kunnen kopen.

Op naar Great Bear Valley.

Ook al heet de Ronde tegenwoordig de Amgen-Tour, voor romantiek moet je natuurlijk niet in Amerika zijn, wel voor sponsoring. Komisch genoeg blijkt de naamgever de fabrikant van Epo te zijn. Bij de finishplaats San José zag ik hoe immens de publieke belangstelling was.

Was hier meer aan de hand dan het Armstrong-effect? Zou wielrennen definitief bezig zijn een volkssport te worden in Amerika en was ik dat aan het ontdekken? Sommige koersen stelen je hart, andere niet. Zou It-is-Course al geclaimd zijn door Marcus Zuckerberg?

Nog een detail dat me vrijwel nooit opvalt tijdens het koers kijken op televisie. Al is het maar omdat je het nergens ziet.

Geen toeschouwer te bekennen. Ik zat al minutenlang weg te zwijmelen zonder één supporter te zien. Vooruit, een dame in triathlon-outfit, ze rende een stukje mee. De commentator vermeed een flauwe kwinkslag, maar beloofde de kijker dat er zich op de slotklim vast veel volk verzamelen zou.

Ook daar stond geen hond. En dus hoefde Gesink zijn afzien niet mooier te laten lijken dan het was. Elk volk krijgt de sport die het verdient.

Wij, de commentator, de verwarde curling-fan en ik. We hoeven Californië voorlopig met niemand te delen.

Mark de Bruijn