Zonder te weten waar hij uit zal komen, laat hij zich meevoeren in de parade van vakantiekleding en heuptas die langzaam door de smalle straatjes van Argelès sur Mer trekt. Rekken met flodderjurkjes, ansichtkaarten en badlakens bepalen het straatbeeld van de Zuid-Franse badplaats. Een overvloed aan goedkope rommel. Het is avond, maar nog altijd is het warm. Hij heeft dorst en zoekt een lege plek op één van de vele terrassen. Even later zit hij op een zilvergrijze stoel aan een wankel tafeltje en bestelt een glas bier met een bord frites.

De stoet waar hij eerder nog deel van uitmaakte slentert verder. Ze voert symbolen van de Tour de France met zich mee; petjes met rode bollen, groene PMU handen en snoepreclame. Bemachtigd tijdens een dagje Tour. Misschien hebben ze hem wel gezien, grauw en uitgepierd in de staart van het peloton. Hij kijkt om zich heen. Vanaf het terras is nog net het strand te zien. De zilte geur van de Middellandse Zee vermengt zich met de geuren van de straat; kebab, frituur, sigarettenrook en zweet. Een bierviltje glijdt gedachteloos door zijn handen en niet voor het eerst in de afgelopen uren vraagt zich af wat hij in hemelsnaam heeft gedaan, wat hem bezield heeft om hierheen te trekken en niet gewoon naar huis te gaan. Buikgriep, dagen lang, had zijn gestel gesloopt en gisteren, in de vlakke etappe van Rodez naar Revel was het klaar. Hij werd gewoon uit de wielen gereden. Hij kon niet meer en zijn Tour zat er op. De nacht had hij nog doorgebracht in het hotel bij de ploeg en terwijl zijn collega’s de Pyreneeën introkken, bracht een verzorger hem naar het station van Perpignan. Gek genoeg voelde hij zich herboren vanochtend. Zou het dan toch de stress zijn geweest die hem ziek gemaakt had? Met de TGV zou hij aan het eind van de middag in Brussel zijn, waar zijn ouders hem op zouden halen. Het liep allemaal anders.

“Verzorg je goed”, had de ploegleider bij zijn vertrek gezegd. “Dan kan je volgende week starten in de Ronde van Wallonië. Vanavond neemt de ploeg contact met je op. En zorg dat je whereabouts in orde zijn”. De Ronde van Wallonië, het was de druppel geweest. Zijn moraal, de laatste weken toch al van een bedenkelijk niveau, was nu helemaal verdwenen. Hij was er klaar mee en zomaar opeens had hij besloten de trein naar Argelès sur Mer te pakken. Jaren geleden was hij daar geweest met vrienden en het was zijn mooiste vakantie ooit. Zijn laatste uitspatting voordat hij zich definitief bekeerde tot de fiets.

Kijk, hij was niet gek. Dat hij hier opgesteld was, had niets te maken met zijn goede vorm of een overtuigend voorjaar. De ploeg kwakkelde en iedereen was ziek, zwak en misselijk. Er moest nog één plek opgevuld worden en er was er geen alternatief. Hij moest de Tour gaan rijden en niemand die daar blij mee was. Eigenlijk maakte deze uitverkiezing alleen maar duidelijk dat de ploegleiding klaar met hem was. Hij was helemaal niet toe aan deze wedstrijd en iedereen wist dat. Nog drie weken lang konden ze hem oproken en dan was het gedaan. Voor hem tien anderen. Zo’n groot talent was hij nou ook weer niet. Vroeger, toen dichtte iedereen hem die status toe, maar na twee jaar tussen de profs weet hij wel beter. Talent, het is zo relatief. Taylor Phiney om maar wat te noemen; dat is een talent.

De start in Rotterdam en de etappe daarna door Nederland naar Brussel was een mooie ervaring geweest, maar daarna werd het – zoals verwacht – een ramp. Hij kon zich met moeite handhaven tussen de wielen en kon zijn werk voor de ploeg alleen maar doen als het een beetje stilviel. Helaas kwam dat weinig voor, iedereen was gespannen en het peloton was een gekkenhuis. Hij wist niet wat hem overkwam. Daarna kwamen de Alpen. Als een wonder overleefde hij de eerste bergetappe van Station des Rousses naar Morzine, maar toen hij een dag later na de finish in Saint-Jean-de-Maurienne een ijskoud blikje cola naar binnen goot, tekende hij zijn doodvonnis. Zijn maag kon het niet aan en de dagen erna zat hij vaker in de berm dan op de fiets. Vernederend. Hij wist dat hij het blikje niet had moeten nemen, maar was niet sterk genoeg om de verboden vrucht te weigeren. Stom!

Toch knokte hij verder. Alsof hij de wereld ervan overtuigen moest dat hij een vechter was. Hij wist ook wel dat daar twijfels over waren binnen de ploeg en helemaal ongelijk kon hij ze niet geven. Hij was geen wringer, dat had hij nooit nodig gehad. Als amateur behoorde hij altijd tot de beteren en nooit had het hem moeite gekost zich te handhaven in het peloton. De finales die hij nu moest rijden, waren nieuw voor hem en waar anderen hun leven waagden voor de ploeg of een paar euro, kneep hij in de remmen. Het had zijn positie in de ploeg niet verbeterd. Zijn takenpakket was gedevalueerd. Tot de finale begon moest hij op kop rijden of bidons halen en als het er echt om ging, moest hij wegwezen. En als het dan misging, wat vaak gebeurde dit seizoen, presteerden ze het ook nog eens om hem daar de schuld van te geven. Prof worden, het was altijd zijn grote droom, maar het viel vies tegen. Daar was hij wel achter. Hij twijfelde sterk of dit wel zijn leven was en binnen de ploeg voelde men dat ook. Wilde hij wel 10 jaar lang zijn ballen eraf draaien voor een hongerloon en leven met oogkleppen op? Moest hij niet gewoon terug naar school, zijn HTS bouwkunde afmaken en een maatschappelijke carrière opbouwen? Hij wist het niet. Waarschijnlijk zou de keuze wel voor hem gemaakt worden aan het einde van het jaar. Contractverlenging leek verder weg dan ooit en daar had deze Tour sterk aan bijgedragen.

En nu zit hij hier, in een badplaats vol jeugdherinneringen. Toen zag hij niet hoe treurig het hier eigenlijk is. Ondanks de twijfels over zijn carrière, heeft hij spijt van zijn impulsieve daad. Hij heeft geen zin in gedoe en koortsachtig denkt hij na hoe hij zich hieruit kan redden. Straks zal de ploegleiding hem opbellen en dan? Hij zal vertellen dat hij de trein gemist heeft en later naar Nederland terug reist. Hopelijk loopt het allemaal met een sisser af. Het plan geeft hem rust en voor het eerst kijkt hij het terras rond.

Dan ziet hij ze zitten. Drie vrienden waar hij twee jaar geleden nog mee op school zat. Het ziet er gezellig uit. Glazen bier en veel lol. Van een afstandje bekijkt hij ze; hij zou er graag naar toe willen gaan, maar bedenkt zich. Het zou grote consequenties hebben, dat realiseert hij zich maar al te goed. Weer twijfelt hij. Wil hij volgend jaar nog prof zijn? Zijn debuutjaar was behoorlijk goed en hij had er plezier in. Kan hij dat gevoel terugvinden bij een andere ploeg? En misschien krijgt hij toch nog een nieuwe aanbieding van zijn huidige werkgever, je weet maar nooit. Als hij een goed najaar draait, kan alles weer anders zijn. Vorig seizoen was sowieso veel leuker, omdat er toen met heel andere intenties gereden werd. Vrijbuiters, dat waren ze. Lekker aanvallen en zo veel mogelijk in beeld rijden, dat was alles wat van ze gevraagd werd. Maar dit seizoen waren de ambities bijgesteld, moest er gewonnen worden. Er was een goede sprinter aangetrokken en ze hadden vooral voor hem gereden. De boel bij elkaar houden en hun sprintkanon zo scherp mogelijk de finale in loodsen, dat was nu de opdracht. Veel had het niet opgeleverd en de sfeer was slecht. Maar toch, hij weet niet wat hij wil.

Dan staat hij op, hij kan zich niet langer beheersen en loopt op de jongens af. Hij heeft veel aan ze uit te leggen, maar al snel is het erg gezellig. Ze zijn de Tour achterna gereisd en gaan overmorgen weer naar huis. Maar eerst blijven ze hier nog even hangen. Beetje stappen en overdag luieren op het strand. Hij kan wel blijven slapen bij hen in het hotel, geen probleem. Een paar biertjes later gelooft hij het allemaal wel en als zijn mobiel overgaat, drukt hij hem weg. Vanavond gaat hij lekker stappen met de jongens. Dat heeft hij wel verdiend na drie jaar lang leven als een monnik.

Het wordt een nacht vol drank, lol en mooie vrouwen. Dansen op foute Franse muziek. Heerlijk! Dit heeft hij echt gemist. Stomdronken rolt hij samen met zijn vrienden het hotel weer in. Alles draait en slapen kan hij voorlopig wel vergeten. Even tv kijken, misschien kan hij daarna rustig liggen. Op tv beelden van de Tour, van de etappe die vandaag verreden is. Het was een geweldig spektakel en een ploeggenoot had de hele dag meegezeten in de kopgroep. Shit, heeft hij niet te snel opgegeven? Had hij niet door moeten vechten? Nu zit hij hier, een bezopen hoopje ellende. Hij had gewoon naar huis moeten gaan om zich voor te bereiden op Wallonië. Wat heeft hij gedaan. Ongelooflijke sukkel!

Het duurt lang voordat hij in slaap valt en veel te snel wordt hij weer wakker. De kater is afgrijselijk en de geur in de kamer waarin hij ligt, is niet te harden. Op het salontafeltje liggen lege flessen bier en een half opgegeten pizza. Kledingstukken willekeurig neergekwakt en naast zijn hoofd een meurende schoen. Hij moet hier zo snel mogelijk weg en verlaat het hotel. Even later loopt hij op het strand. Heerlijke frisse lucht. Vissers verkopen hun vangst aan vroege toeristen en een trekker sleept zand in het gareel. Argelès maakt zich op voor een nieuwe stranddag. Hij besluit een stuk te gaan lopen in de hoop wat op te knappen. De afgelopen nacht heeft hem in ieder geval wel duidelijk gemaakt dat hij dit leven ook niet ambieert. Hij piekert hoe hij deze escapade uit zal moeten leggen aan de ploegleiding. Hij zal vertellen dat hij de trein heeft gemist en dat hij om uit te rusten niet ’s nachts wilde reizen. Herstellen, dat is het belangrijkste nu. Hopelijk komt hij ermee weg. En morgen gaat hij weer trainen. De Ronde van Wallonië, hij heeft er niet van gedroomd in zijn jeugd, maar hij gaat ervoor. Hij is nou eenmaal een wielrenner en een slecht half jaar hoeft niet meteen te betekenen dat hij gelijk wat anders moet gaan doen. Hij zal er voor vechten, bewijzen dat hij thuishoort in deze wereld. En als hij dan geen nieuw contract krijgt, zal hij zich in de kijker rijden bij een andere ploeg. Hij twijfelt niet meer; hij gaat ervoor!

Hij pakt zijn telefoon om te kijken hoe laat het is en ziet dan hoeveel oproepen hij heeft gemist. Zijn ouders, de ploegleiding, onbekende nummers. Hij beseft meteen dat hij een probleem heeft. Zo snel als hij kan, gaat hij terug naar het hotel en achter een computer in de lobby wordt hem duidelijk wat er is gebeurd. Zijn ‘vrienden’ hebben foto’s van hem de wereld rond getwitterd. Foto’s van een wielrenner die ziek de Tour verliet en een dag later de bloemetjes buiten zet. De Nederlandse media hebben de foto opgepikt en hij is het gesprek van de dag.

Hij bekijkt de foto’s nog eens goed. Ontkennen heeft geen zin, dat is wel duidelijk. Pas nu dringt het echt tot hem door hoe stom hij is geweest. Ongelooflijk, maar er is niets meer aan te doen. Het bewijs van zijn stommiteiten is voor iedereen zichtbaar. Juist in de periode dat iedereen het wielrennen volgt, begaat hij de blunder van zijn leven. Een domme, ondoordachte vlucht en de realiteit heeft hem keihard ingerekend.

Joost-Jan Kool