Claude CriquielionEr lag een zwart shirt op mijn schoot. Zo’n veel te wijd, volkomen vormloos exemplaar dat in bed gedragen wordt en over het algemeen eindigt in de schuur om de fiets mee op te wrijven. Op de linkerborst stond een logo gedrukt. Iets met groen en geel, een afbeelding van een wielrenner en daaronder een naam: Vélomédiane Claude Criquiélion.

Claude Criquiélion.

Opeens zag ik de letters als een voor- en achternaam. Daarvoor was het een soort merknaam geweest. Net als cup-a-soup of maggi. We gingen De Claudecriquiélion rijden. Dat daar een persoon achter schuilging, daar had ik geen seconde bij stilgestaan.

‘Wie is dat eigenlijk, die Criquiélion?’ vroeg ik aan mijn fietsvriend naast mij achter het stuur.

Meer dan 12 uur daarvoor waren we met de slaap als een pluk watten nog in het hoofd de auto ingestapt. Even na de klok van 7 passeerden we Luik en verbaasden we ons over het feit dat de wereld een paar uur van huis zo compleet anders was. De ochtend brak grauw en aarzelend aan, een waas van regen doorweekte ons tot ver voorbij de start. De heuvels gehuld in nevelen, alsof de hemel een verdieping omlaag was geschoven. Tegen de middag kwam dan eindelijk de zon. Ze trok de wereld open zoals een blower op de hoogste stand een autoraam schoonblaast. En ondertussen reden we door een land dat afwisselend mooi en lelijk was. Prachtige lelijkheid weliswaar: dorpen waarin de middenstand al jarenlang gesneuveld was en rolluiken het straatbeeld bepaalden. Daarna nam de pracht van de natuur het weer over.

Mijn vriend herhaalde mijn vraag – ik meende iets verwijtends te horen in zijn stem – en keek mij aan op een manier zoals Michael Boogerd gekeken moet hebben toen Oscar Freire hem diep in de finale van De Brabantse Pijl vroeg welke koers ze eigenlijk reden.

Vervolgens zweeg hij korte tijd. Waarschijnlijk zag hij op dat moment beelden van een man met zware imagesPF82QIVZwenkbrauwen, zwart haar en gehuld in een contrasterende witte regenboogtrui. En van een man die in een hemelsblauw shirt met een zwart, geel, rode band over de borst richting een finish loopt. Zijn linker wijsvinger prikt in de lucht, zijn oranje fiets sleept hij achter zich aan als een onwillige hond. Een gekwelde blik van een mens die voelt dat hem onrecht is aangedaan.

Daarna moet mijn vriend de koersen gepreveld hebben die samen een schitterende erelijst vormen: Ronde van Vlaanderen, Clásica San Sebastian, Waalse Pijl, Brabantse Pijl, Ronde van Romandië , en podiumplaatsen in Luik-Bastenaken-Luik.

Verbaasd over zoveel onwetendheid, over het ontbreken van zulke basale wielerkennis.

‘Die Claude Criquiélion was een steengoede renner, een topcoureur’.

Of ik dat nooit meer vergeten wilde.

Joost-Jan Kool