Niet in de Tour dit jaar: Stefan Küng en ik.

Stefan Küng en ik: we zijn er dit jaar in Frankrijk allebei niet bij. We hebben ons sleutelbeen gebroken. 22 juni jongstleden was onze grote pechdag. Stefan viel in de eerste kilometers van het Zwitsers kampioenschap tijdrijden in de buurt van Martigny, ik in de eerste kilometers van de mountainbikeroute Zeist-Austerlitz.

Een fotograferende toeschouwer die de snelheid van de naderende coureur verkeerd inschatte? Een hond die nietsvermoedend overstak? Nee, zij waren niet de veroorzaker van mijn onfortuinlijke val. Het was een boomstronk die net te hoog boven de grond uitstak en ervoor zorgde dat het voorwiel van mijn fiets er niet óver maar tégenaan knalde.

Bedrijfsongevalletje voor een wielrenner. Want wie in het peloton heeft zijn sleutelbeen nu niet een keer gebroken? Koen de Kort kent er maar één en dat is Addy Engels, vertelde De Kort een paar jaar geleden aan het Brabants Dagblad. Niet heel verrassend, want de meeste wielerliefhebbers kennen Engels vooral als ploegleider en niet zozeer als coureur. Waarschijnlijk is dat terecht, want Engels’ palmares als profwielrenner is niet heel veel langer dan het kortste gedicht ooit geschreven (‘U, Nu!’, Joost van den Vondel, 1620).

Het sleutelbeen dus. Het bot staat in medische kringen bekend als clavicula (kleine sleutel in het Latijn). Wat trouwens een mooie naam voor een Frans klimmertje zou zijn… “Doorkomst op de Bonette: 1 Nibali; 2 Quintana; 3 Clavicula.” Bij een verticale draaibeweging van de arm draait het sleutelbeen rond zijn lengteas als een sleutel in een slot, vandaar zijn naam. Het wordt gezien als het zwakste bot in het menselijk lichaam, een reden dat het zo vaak en makkelijk breekt. Bij sommige wielrenners wel vier tot vijf keer in hun carrière, volgens De Kort.

Niet vreemd dus dat het ook in mijn wielercarrière, die inmiddels toch al gauw zo’n kwart eeuw onderweg is, er een keertje van moest komen. Ik zat er eigenlijk wel op te wachten, want het had toch iets loserigs om als coureur met een ongeschonden sleutelbeen door het leven te moeten. Nadat de boomstronk me gekatapulteerd had en ik met mijn linkerschouder hard op de bosgrond naast het mountainbikepad terecht was gekomen, merkte ik daarom direct een soort geruststelling in me opkomen toen ik met mijn rechterhand een forse knobbel bovenop de linkerschouder voelde. “Tsja, sleutelbeentje”, constateerde ik tevreden. “Hoort er bij. Klein bier.”

Want een wielrenner kan bij een val van zijn fiets op rottigere plekken in zijn lichaam een bot breken. Vorig jaar mei brak Stefan Küng een ruggenwervel toen hij in de twaalfde etappe van de Giro hard ten val kwam tijdens de afdaling van de Crosata. Het kostte Küng meer dan drie maanden om te herstellen. Hij was net op tijd klaar om in september met de BMC-ploeg het goud te winnen tijdens de ploegentijdrit op het WK in Richmond.

2015 was trouwens pas Küngs eerste jaar bij het World Tour-team van BMC. Vóór zijn onfortuinlijke val in de Giro had hij in het voorjaar de Volta Limburg Classic en de vierde etappe van de Ronde van Romandië op zijn naam geschreven. En dáárvoor, in februari, was hij in het Franse Saint-Quentin-en-Yvelines wereldkampioen achtervolging op de baan geworden. Op zijn 20e. Een supertalent, meldden de media.

Ook dit jaar reed Küng een goed voorjaar. Hij eindigde op de zevende plek bij de driedaagse van De Panne en reed de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix uit. In de Giro loste hij zijn belofte als tijdrijder voor de toekomst in door als zevende te eindigen tijdens de veertigeneenhalve kilometer lange tijdrit in de Chianti-streek. Hij was slechts een half minuutje langzamer dan zijn landgenoot en erkend tijdritspecialist Fabian Spartacus Cancellara. Dat beloofde wat voor het Zwitserse kampioenschap tijdrijden dat een maand later, op 22 juni, verreden zou worden.

Het was een bijzondere breuk, vertelde de dokter, een uurtje na mijn val, in het ziekenhuis. Mijn sleutelbeen was perfect over de lengte in twee stukken gesplitst, zo liet de röntgenfoto zien. Er moest een operatie aan te pas komen. “Die doen we normaal alleen bij jonge wielrenners en fotomodellen,” zei de dokter. Bij het woord wielrenners maakte mijn hart een sprongetje. De dokter keek naar mijn benen. Ik vond het jammer dat ik ze niet geschoren had.

Op de operatiekamer keek ik in de vriendelijke ogen van de anesthesist. Ik vroeg wat hij me ging geven. “Fentanyl… propofol…” Een licht branderig gevoel kwam in mijn bovenbenen op…

De bovenbenen maalden lekker rond. Het was belangrijk om in het begin van een tijdrit in het goede ritme te komen. Cancellara was nu ook gestart. De druk lag bij hem. Maar hij werd ook een jaartje ouder en ik was in vorm. Twee jaar geleden waren we al één en twee tijdens dit Zwitsers kampioenschap tijdrijden; het zou wat zijn als dit nu in een omgekeerde volgorde gebeurde. Scherpe bocht naar rechts. Blijven opletten, want een val is zo gemaakt. Maar wat is dat dan? Wat doet die boomstronk hier ineens op de weg? #$%&@

Ik hoor flarden van woorden. Radrennen… Fälle… Schlüsselbein… Is het Duits? Ik zak weer weg. Als ik een half uurtje later behoorlijk versuft bijkom uit de narcose, grijp ik meteen mijn mobiel… “Scheisse,” mompel ik. Cancellara is Zwitsers kampioen tijdrijden geworden. Voor de naam van Stefan Küng staat DNF. Did Not Finish. Ik voel een pijnscheut in mijn zojuist geopereerde schouder.
Op 25 juni werd Stefan Küng geopereerd in het Kantonsspital in Sankt Gallen. De behandelende artsen Herr Doktor Külling en Herr Doktor Noak vertelden dat de operatie succesvol was verlopen, maar dat het herstel toch al snel twee maanden ging duren.

Geen Tour dus dit jaar. En ook geen Olympische Spelen. Niet voor Stefan Küng en niet voor mij. Matties zijn we. Stefan is pas 22, die heeft nog een hele loopbaan met Tours en Olympische Spelen voor zich. Fijn voor hem. Maar ik word te oud, dit jaar was echt mijn laatste kans. Ik sla met mijn linkervuist op tafel. Au, een pijnscheut schiet door mijn schouder. “Scheisse!”

Jurgen van Teeffelen