Het makkelijkste wat er is, is vanaf de bank commentaar geven op het commentaar bij de Tour. Deel 1.

De kopgroep van vier had vandaag nog 124 kilometer en honderd meter te gaan, toen Jérôme Cousin (geen familie) het beeld in kwam fietsen.

Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot hadden al 1 minuut en 15 seconden niets meer gezegd. Eén minuut vijftien. Dat is een flink gat. Ga maar eens één minuut en vijftien seconden langs de kant van de weg zitten, zou Ducrot zeggen.

Ducrot begon zijn verhandeling. Over Jérôme Cousin, die ooit zo klaar was met dat monomane trainen, dat-ie liever ging golfen.

Dijkstra zat achterin het klaslokaal aan iets anders te denken – of misschien wel gewoon naar buiten te kijken.

Ducrot: ‘Je zit me aan te kijken van nou, het zal wel.’

Dijkstra zat inmiddels te denken wat hij vanavond zou eten. Maar Ducrot eiste zijn aandacht: ‘Het is geen grap hè?’

Toen moest Dijkstra met de billen bloot – toen moest hij zeggen dat hij gewoon niet zat op te letten.

‘Nee, weet je waar ik, sorry, ik zit even te kijken, ik denk wat is deze ploeg toch groot geworden. Als Mitchelton-Scott zich gaat mengen met Lotto-Jumbo, nagenoeg dezelfde kleding, dan zijn ze twee keer zo groot hè. Maar ik luisterde best een beetje hoor naar je. Vertel nog eens over dat golfen Maarten.’

Maar nu was Ducrot de draad kwijt.

Waar ging zijn verhaal ook alweer over? Iets met golfen, dat wist-ie nog. Maar wat was eigenlijk de clou?

Hij wilde opbiechten dat hij zelf ook geen idee meer had waar dit nou allemaal over ging. Maar toen stak iemand zijn hand op. Iemand helemaal achterin de klas. Hij had ineens een veel scherpere blik in zijn ogen.

‘Samengevat dus: doordat-ie is gaan golfen, ging-ie ook weer hard fietsen.’

Ducrot slaakte een zucht van verlichting. Een kop had zijn verhaal al – maar nu was het ook van een staart voorzien.