W. Godefroot

Woedend is Walter Godefroot. Als de bebrilde ploegleider, die tijdens zijn actieve carrière de Vlaamse Buldog wordt genoemd, zijn bijnaam eer aan zou doen, zou iedereen in zijn directe nabijheid nu moeten vrezen voor het ergste. Slechts een hoog hek, een muur of heel misschien een goed te beklimmen boom kan voorkomen dat een ziedende buldog genadeloos toeslaat en op niet mis te verstane wijze afrekent met zijn kwelgeest. In plaats van te grommen en de tanden te ontbloten, grijpt de Vlaamse Buldog de telefoon. Door de energie die bij de woede-uitbarsting van Godefroot is vrijgekomen, drukken zijn vingers met grote kracht op de toetsen. Onder het roepen van een paar luide krachttermen, die uitgesproken met een Vlaams accent toch altijd net even charmanter klinken dan in het Nederlands, zoekt de ploegleider van Telekom contact met Parijs. Met Tourdirecteur Jean-Marie Leblanc. Walter Godefroot is niet zonder reden boos. Hij heeft zojuist vernomen dat zijn ploeg geen wildcard heeft gekregen voor de Tour, die over twee en een halve week in Bretagne aan haar 82ste editie zal beginnen.

Drie dagen later staat Walter Godefroot in Issy-les-Moulineaux, net buiten het centrum van Parijs. Ongeduldig kijkt hij op zijn horloge. Over enkele minuten mag hij op audiëntie bij Jean-Marie Leblanc. Terwijl Godefroot zijn blik verplaatst van het klokje om zijn arm naar de Seine en het Île Saint-Germain aan de overkant van het water, denkt hij terug aan één van de weinige keren in zijn wielerloopbaan dat hij echt boos is geweest. Ondanks zijn bijnaam heeft Godefroot van nature weinig van een buldog. De rustige Vlaming dankt die naam uitsluitend aan zijn aanvallende en vasthoudende manier van koersen. Niet aan agressieve karaktertrekken. Alleen als hem onrecht wordt aangedaan maakt Godefroot zijn omgeving duidelijk dat er met hem niet te spotten valt. Zoals die ene keer in Parijs-Roubaix in 1971. Door een onvoorzichtig manoeuvre van Molteni-ploegleider Guillaume ‘Lomme’ Driessens wordt Godefroot bijna met een sierlijke boog van zijn fiets gekatapulteerd. Ondanks dat Driessens later zal zeggen dat er geen sprake was van opzet, heeft hij de schijn behoorlijk tegen. Molteni-renners Eddy Merckx en Herman van Springel zouden met een val van Walter Godefroot een directe concurrent vroegtijdig zien worden geëlimineerd. Ternauwernood kan de Belg een valpartij voorkomen. Zodra de Vlaamse buldog zich realiseert welk onrecht hem zo-even is aangedaan, bedenkt hij zich geen moment. Met een korte maar hevige inspanning komt Godefroot naast de ploegleidersauto van Lomme Driessens rijden, grijpt zijn landgenoot door het openstaande raam bij de boord van zijn overhemd en sleurt hem bijkans naar buiten. De handen van de ploegleider omklemmen het stuur van zijn auto met de seconde steviger, om de macht over het voertuig niet kwijt te raken. Ondertussen brult Godefroot een aantal verwensingen en dreigementen de volgwagen in. Als hij uitgeraasd is, laat hij de verbouwereerde Driessens los en vervolgt zijn weg naar Roubaix. De ploegleidersauto van Molteni zal de rest van de dag niet meer in Godefroots buurt komen. Zo lost een buldog dat op.

Terwijl zijn horloge aangeeft dat het tijd is om het kantoor van Tourdirecteur Leblanc binnen te gaan, realiseert Godefroot dat hij het deze keer, iets meer dan 24 jaar na het incident in Parijs-Roubaix, anders moet aanpakken dan destijds met Lomme Driessens. De woede die het lichaam van de Vlaming nu al drie dagen in zijn greep heeft, is er weliswaar nog steeds in al haar hevigheid, Godefroot weet maar al te goed dat een dreigement of een verwensing nu niet op zijn plaats is. Daarmee gooit hij de deur naar de Tour de France met een harde klap dicht. Misschien wel voorgoed. Diplomatie is de beste oplossing. Rustig de situatie uitleggen, de Tourdirecteur op zijn verantwoordelijkheden wijzen en vervolgens samen tot een oplossing komen. Godefroot voelt dat hij een kans heeft om de situatie te redden voor Telekom. Veel te verliezen heeft hij niet. Het telecombedrijf, dat sinds 1991 hoofdsponsor is van de grootste Duitse ploeg in het profpeloton, verwacht niet anders dan dat hun magenta-witte shirts in de Tour de France te bewonderen zullen zijn. Afwezigheid in de belangrijkste wedstrijd van het jaar betekent haast zeker het einde van de sponsorovereenkomst en daarmee waarschijnlijk van de ploeg. Hier in Parijs, op donderdag 15 juni 1995, staat niet alleen een Tourdeelname op het spel, de opmars van het Duitse wielrennen is in het geding.

Drie en een half jaar eerder is Walter Godefroot Hennie Kuiper opgevolgd als ploegleider bij Telekom. Als de Tukker in 1988 een punt zet achter zijn actieve carrière, kruipt hij vrijwel direct achter het stuur van een ploegleidersauto. Team Stuttgart is de naam van de profploeg die wordt gesponsord door de gelijknamige stad aan de Neckar en met bescheiden middelen en voornamelijk neoprofs rond rijdt in kleinere koersen. Voor de meesten van hen zal geen glorieuze carrière als beroepsrenner zijn weggelegd. Van de dertien renners die in 1989 beginnen aan een profavontuur bij Team Stuttgart staat alleen Udo Bölts een succesvolle loopbaan te wachten. Namen als Guido Eickelbeck, Uwe Nepp en Werner Stauff verdwijnen snel in de anonimiteit, net als de twee Nederlandse neo’s in de ploeg. Wie kent Kees Hopmans en Ralph Moorman nog? Ondanks dat Kuiper Team Stuttgart een jaar later kan uitbreiden met wegkapiteins Ludo Peeters en Ad Wijnands en er dankzij etappezeges van Erwin Nijboer in de Driedaagse De Panne en de Ronde van Spanje en Bernd Gröne, eveneens in de Vuelta, zelfs een paar keer champagne mag worden genipt, blijft de ploeg betrekkelijk klein. Dat realiseert de gemeente Stuttgart zich ook en dus wordt gezocht naar een grote geldschieter om de broodnodige kapitalen te injecteren. En daarmee voldoende slagkracht als het gaat om het binnenhalen van toprenners uit eigen land. De voormalige staatsamateurs uit Oost-Duitsland kiezen, nu de Berlijnse Muur is gevallen en ze eindelijk een profcontract mogen tekenen, stuk voor stuk voor het grote geld. Hennie Kuiper en zijn Team Stuttgart maken met hun geringe budgetten geen schijn van kans tegen ploegen als Panasonic en PDM, die bij renners als Olaf Ludwig en Uwe Ampler de kassa eindelijk flink doen rinkelen.

Als in 1991 telecombedrijf Deutsche Telekom zich aan de ploeg uit Stuttgart verbindt worden de ambities naar boven bijgesteld. Aan het begin van het seizoen laat een trotse Hennie Kuiper zelfs weten dat een wildcard voor de Tour de France zo goed als zeker is. Teleurstellende resultaten gedurende de eerste paar maanden van het seizoen maken echter dat Jean-Marie Leblanc anders beslist. Telekom mist de Tour. Een paar weken later ploft er een brief op de deurmat van Huize Kuiper. Teleurgesteld neemt Hennie kennis van zijn ontslag. Walter Godefroot neemt het roer over bij Telekom.

Terwijl de voormalige Vlaamse Buldog aan de oever van de Seine staat te wachten op zijn afspraak met Jean-Marie Leblanc, overdenkt hij zijn carrière bij Telekom. Wachten is immers een perfecte gelegenheid voor zelfreflectie. Godefroot begint zich meer en meer te realiseren dat Tourdeelname zwaarder weegt dan wat dan ook voor het telecombedrijf uit Bonn. In zijn eerste drie jaren bij de Duitse ploeg heeft Godefroot keurig aan de verwachtingen van zijn sponsor voldaan. Dankzij een forse investering heeft hij de ploeg mogen versterken met aansprekende namen als Etienne de Wilde, Andreas Kappes en Uwe Ampler. Om de Tourorganisatie helemaal te overtuigen had Godefroot in 1992 zelfs de Franse broers Marc en Yvon Madiot weten te contracteren. Telekom stelt datzelfde jaar niet teleur in haar eerste Tour de France. Dat ligt niet aan de twee Madiots, die drie weken lang nagenoeg anoniem in de rondte fietsen. Met name Jens Heppner is smaakmaker bij Telekom en maakt met een knappe tiende plaats bij de eindafrekening in Parijs indruk op de internationale wielerwereld.

Een half jaar later trekt Telekom de portemonnee nog maar eens en kaapt Olaf Ludwig weg bij Peter Post, die lange tijd geen nieuwe sponsor kan vinden voor zijn Panasonic-ploeg. De beste Duitse profrenner van de eerste helft van de jaren ’90 bezorgt Telekom in 1993 haar eerste etappezege in de Tour. Een jaar later blijft ritwinst uit. Ludwig is er meerdere keren dichtbij, maar telkens is een collega-sprinter hem net te snel af. Jean-Paul van Poppel, Djamolidine Abdoujaparov, Nicola Minali, het is steeds weer een ander die zijn wiel net een fractie eerder over de finishlijn weet te drukken dan de geblokte Duitser. Desondanks kan Telekom, ook dankzij de negende plaats van Udo Bölts in het eindklassement, opnieuw tevreden terugkijken op de Tour. Walter Godefroot laat de resultaten in zijn hoofd nog maar eens de revue passeren als hij het kantoor van Jean-Marie Leblanc binnenstapt. De Tourdirecteur kan deze prestaties toch niet zomaar negeren? Het Duitse wielrennen zit in de lift en nu dreigt Leblanc op ‘stop’ te drukken en de opwaartse lijn hardhandig ten einde te brengen.

Ineens krijgt Walter Godefroot het benauwd. Het zijweggetje dat zijn gedachten nu nemen doen zijn hart kort overslaan. Het voelt alsof een onzichtbare arm uit de kantoormuur komt en de luchttoevoer naar de longen van Godefroot plotseling blokkeert. Kleine pareltjes vocht komen duidelijk zichtbaar tevoorschijn van onder de zich steeds verder terugtrekkende haargrens van de Vlaming. ‘Als Leblanc maar niet over Uwe Ampler begint?!’, flitst het door het hoofd van de ploegleider. De affaire is weliswaar met een sisser afgelopen, maar zou nu zomaar als een boemerang terug kunnen komen op Godefroot en zijn Telekom-ploeg. Ineens ziet de Belg het gesprek met Jean-Marie Leblanc minder rooskleurig in.

Uwe Ampler, als staatsamateur in de jaren ‘80 drievoudig winnaar van de Vredeskoers, heeft Godefroot en de directie van Telekom de afgelopen twee jaren diverse malen kopzorgen opgeleverd. Zijn overstap naar de profs brengt Ampler niet bepaald het vooraf gehoopte, en door velen ook verwachte, succes. Bij zowel PDM als Histor-Sigma houdt de voormalig Oost-Duitser het slechts één seizoen vol en ook in dienst van Telekom kan hij de status van kopman bij lange na niet waar maken. Relletjes en onrust, dat is op een overwinning in de GP Kanton Aargau na het enige waar Ampler voor zorgt. Als Walter Godefroot hem in 1993 buiten de Tourploeg houdt, dreigen de renner en zijn manager Werner Rabbel direct met een rechtszaak. Zover komt het op dan nog niet, maar een klein jaar later escaleert de samenwerking tussen Ampler en Telekom alsnog. Verbitterd over zijn mislukte profcarrière is de Duitser teruggekeerd naar de amateurs. Ondertussen slaat hij in interviews wild om zich heen. Ampler beweert dat hij door de leiding van Telekom ‘systematisch is belazerd en gedrogeerd’ en eist een schadevergoeding van 170.000 DM. Op zijn beurt verzoekt Godefroot de rechter zijn voormalige pupil te verbieden nog langer dergelijke uitspraken te doen. De rechtbank van Bonn legt Ampler inderdaad het zwijgen op. De lastercampagne stopt precies op tijd, Godefroot weet zijn geldschieters van Telekom zo ver te krijgen een hernieuwde sponsorverbintenis aan te gaan met zijn ploeg. “Met de kennis van nu”, om oud-premier Jan Peter Balkenende te citeren, zou die bewuste rechter inmiddels waarschijnlijk heel anders oordelen over Amplers aantijgingen aan het adres van zijn vroegere werkgever. In 1994 is de omertá rond EPO-gebruik in het peloton echter nog lang niet doorbroken. Die wetenschap stemt Walter Godefroot rustiger. Zijn door het doemdenken klam geworden rechterhand is precies op tijd weer droog om de begroeting van Jean-Marie Leblanc aan te nemen.

De twee kennen elkaar al jaren. Eind jaren ’60 en begin jaren ’70 maakten ze allebei deel uit van het profpeloton. Godefroot met beduidend meer succes dan Leblanc. Ter vergelijk: de Tour de France van 1970 is de enige editie van de ronde waar zowel de Belg als de Fransman aan het vertrek hebben gestaan. Godefroot eindigt na drie weken als 29ste in het eindklassement, heeft twee etappezeges achter zijn naam staan en wordt in Parijs bovendien gehuldigd als winnaar van de groene trui. Leblanc daarentegen wordt tamelijk anoniem 83ste. Een kwart eeuw later bepaalt de voormalig waterdrager of één van de kampioenen van zijn eigen generatie als ploegleider naar de Tour mag. Terwijl er koffie wordt geserveerd wijst Godefroot Leblanc op de ontwikkeling van het Duitse wielrennen. Het letterlijk aanstormende talent Erik Zabel is in de achterliggende maanden het voltallige sprintersgilde meerdere malen te snel af geweest, ‘good old’ Olaf Ludwig heeft toegeslagen in semiklassieker Veenendaal-Veenendaal en naast de nummer negen in de Tour van 1994, Udo Bölts, heeft Godefroot ook de renner die één plaats lager eindigde in diezelfde ronde, Vladimir Poulnikov, aan zijn ploeg weten te binden. Telekom behoort zelfs tot de tien beste ploegen in de eerste helft van het wielerseizoen 1995. Leblanc hoort het relaas aan, bladert in een stapel papieren en wijst Godefroot er op dat zijn ploeg in de maanden mei en juni minder gepresteerd heeft dan in de periode ervoor. ‘Sparen voor de Tour’, is het weerwoord van de Vlaamse ploegleider. Ook de sponsorbelangen worden door Godefroot nog maar eens opnieuw benadrukt. Nadat hij eerst aandachtig heeft geluisterd, krijgt Leblanc ineens een triomfantelijke blik in zijn ogen. Het voorstel dat hij doet klinkt Godefroot niet helemaal als muziek in de oren. Alsof je op een platenbeurs die ene cd tegen komt die je al zo lang zoekt: hij ligt er, is te koop, maar er zitten een paar flinke krassen op. En toch neem je ‘m mee, anders heb je niets. Een compromis dus. Het is precies hetgeen Leblanc voorspiegelt aan Godefroot. Telekom krijgt een startbewijs voor de Tour, als extra ploeg, maar wel onder één voorwaarde: er moet een gezamenlijk team worden geformeerd met een ander afgevallen team, het Italiaanse ZG-Mobili.

Gelaten neemt Walter Godefroot het voorstel van de Tourdirecteur aan. Hij wil per se naar Frankrijk, zijn hoofdsponsor verwacht immers niet anders. Opnieuw vinden de rechterhanden van de twee oud-renners elkaar. Met een ferme druk wordt de deal bezegeld. Telekom mag zes renners naar de Tour afvaardigen, in plaats van de gebruikelijke negen. De gemankeerde ploeg zal worden aangevuld met drie collega’s van ZG-Mobili. Tot opluchting van Leblanc stemt het Italiaanse meubelbedrijf ook in met het voorstel van een tijdelijke fusie. Twee jaar eerder is een soortgelijke constructie nog hopeloos mislukt. De Tourdirecteur kon toen niet kiezen welke ploeg het laatste startbewijs voor de Tour van 1993 moest krijgen, het Franse Chazal met kopman en oud-Vuelta-winnaar Eric Caritoux of het Amerikaanse Subaru-Montgomery, met onder meer de broers Madiot (daar zijn ze weer!) en de Nederlanders Wiebren Veenstra en Patrick Eyk in de gelederen. Leblanc stelt beide ploegen een samensmelting voor, maar bij Subaru gooit men het idee direct in de prullenbak. “Wij willen niet als toeristen naar de Tour”, is de glasheldere reactie van teammanager Edward Borysewicz. Als het Spaanse Kelme eveneens niet met een gereduceerde ploeg naar Frankrijk wenst af te reizen, besluit Leblanc Chazal dan maar gewoon met het maximale aantal van negen renners toe te laten. Desondanks aarzelt de Tourdirecteur niet om hetzelfde fusieplan twee jaar later nog eens aan Walter Godefroot voor te stellen. Nu dus wel met succes.

Slechts drie keer eerder komen er gemengde sponsorploegen aan het Tourvertrek. In de tijd dat er met landenteams gereden wordt komen fusies vaker voor, maar in de commerciële wielerwereld is het een regelrechte uitzondering. In 1963 gaan de Italiaanse teams van Molteni en I.B.A.C. speciaal voor de Tour voor even samen. Twee jaar later fuseert Molteni voor drie weken met de Ignis-ploeg en terwijl Joop Zoetemelk in 1980 bezig is het geel naar Parijs te brengen, rijdt de Belgische Boston-ploeg met slechts vier man door Frankrijk. Het team is aangevuld met zes zogeheten ‘Amis Du Tour de France’, een clubje Franse renners zonder vast sponsorcontract, dat op deze manier toch de nationale ronde kan rijden.

Tijdens de ploegenpresentatie in Saint-Brieuc, aan de vooravond van de 82ste Tour de France, ziet het er wat ongemakkelijk uit en ook in de ploegentijdrit een paar dagen later is het een enigszins kolderiek gezicht. Zes renners in het magenta-witte tricot van Telekom en drie in de bonte kleuren van ZG-Mobili. Om de sponsoren tegemoet te komen laat Leblanc de negen in hun eigen vaste tenues starten. De gezamenlijke ploegleidersauto’s hebben daarentegen wel een metamorfose ondergaan en zijn bestickerd met de logo’s van beide sponsoren. In de ploegentijdrit tussen Mayenne en Alençon heeft het negental geen andere keuze dan samenwerken. Zo snel mogelijk de finish bereiken is immers hun gezamenlijk belang. Verder is er van enige coöperatie tussen het zestal van Telekom en het trio van ZG-Mobili maar weinig sprake. Natuurlijk heeft Godefroot het wel voorgesteld aan zijn Italiaanse collega Gianni Savio, maar die ziet niets in het plan om zijn eigen sprinters Andrea Ferrigato en Stefano Colagè deel te laten uitmaken van de sprinttrein voor Erik Zabel. Dat de Duitsers in de bergetappes dan ook niets willen terugdoen voor de derde renner van ZG-Mobili, de Colombiaanse klimmer Nelson Rodríguez, neemt Savio voor lief. Ferrigato en Colagè zijn in een massale aankomst immers niet bij voorbaat kansloos tegen de snelste mannen van het peloton. Bovendien, wat heeft de directeur van meubelfabriek ZG-Mobili er aan als zijn renners zich opofferen voor iemand die zegeviert in een ander shirt dan het zijne? Tot opluchting van Godefroot stemmen de Italianen wel in met zijn financiële voorstel dat Telekom twee derde van de kosten voor haar rekening neemt en ZG-Mobili één derde. Het eventuele bij elkaar te fietsen prijzengeld zal volgens diezelfde sleutel worden verdeeld.

In de zesde Tour-etappe tussen Duinkerke en Charleroi bewijst Erik Zabel dat hij ook zonder volwaardige sprinttrein een massale aankomst naar zijn hand kan zetten. De Duitser bezorgt zichzelf het ultieme cadeau voor zijn 25ste verjaardag. Na voorbereidend werk van luxeknecht Olaf Ludwig kiest Zabel instinctief voor het juiste wiel, dat van Djamolidine Abdoejaparov. De Oezbeek is niet meer zo rap als een paar jaar eerder en heeft in de Ronde van Zwitserland al twee keer zijn meerdere moeten erkennen in het nieuwe Duitse talent. Ook Ludwig kent zijn plaats. Aan het begin van het seizoen heeft de renner uit Gera eieren voor zijn geld gekozen. In plaats van zelf troef te zijn in massasprints cijfert hij zich voortaan weg als ‘lead-out man deluxe’ voor Zabel. Die geeft Abdoujaparov en de andere sprinters in Charleroi het nakijken. Als een roofdier dat na een kort moment van wachten precies op het juiste moment zijn aanval inzet, verschalkt Zabel Abdou. De tegenaanval van Laurent Jalabert en Ján Svorada komt te laat. Met beide armen in de lucht passeert de Duitser de finishlijn en bewijst het gelijk van ploegleider Walter Godefroot. Telekom had natuurlijk met een volwaardige ploeg in de Tour moeten zijn. Of bewijst hij juist het gelijk van Jean-Marie Leblanc door aan te tonen dat een fusieploeg niet bij voorbaat kansloos is tegen de goed geoliede sprinttrein van met name Mario Cipollini? ‘Il Re Leone’ heeft in de eerste etappes van de Tour van 1995 twee keer toegeslagen, maar heeft zich in de rit naar Charleroi dermate slecht gepositioneerd voor de laatste bocht dat hij al hectometers voor de finish kansloos is.

Dertien dagen later slaat Erik Zabel nogmaals toe. In de zeventiende etappe tussen Pau en Bordeaux is de Duitser het hele peloton opnieuw de baas. Rolf Aldag verijdelt eerst een ultieme ontsnappingspoging van Viatcheslav Ekimov en Jesper Skibby. Als de vluchters op tweehonderd meter voor de finish in de kraag zijn gegrepen wringt Aldag de laatste krachten uit zijn lange lijf om Zabel zo optimaal mogelijk te lanceren. Op een televisieschermpje in de ploegleidersauto ziet een lachende Walter Godefroot hoe zijn pupil opnieuw Abdoujaparov verslaat. In de laatste paar meters vindt Zabel zelfs nog tijd om beide handen in de lucht te steken, zodat zijn Telekom-shirt zo goed mogelijk zichtbaar is voor de fotografen, die elkaar net achter de finishlijn verdringen om het beste plaatje te kunnen afleveren bij hun opdrachtgevers. Met een derde plaats in Bordeaux toont Zabels ploegmaat-voor-drie-weken Stefano Colagè aan dat Gianni Savio een punt had toen hij Godefroot te verstaan gaf zijn renners niet zomaar op te offeren in de magenta-witte sprinttrein van Telekom.

Ondanks dat Vladimir Poulnikov, Udo Bölts en Jens Heppner geen rol van betekenis spelen in het eindklassement van de Tour van 1995, zet Erik Zabel de Telekom-ploeg met zijn twee klinkende sprintzeges definitief op de kaart. In de jaren die volgen hoeft Jean-Marie Leblanc dan ook geen seconde te twijfelen om de ploeg van Walter Godefroot een Tour-invitatie te sturen. Een uitnodiging om een volwaardig team van negen renners naar Frankrijk af te vaardigen. Sterker, in 1996 staat er geen maat op de magenta-witte brigade. Opnieuw slaat Erik Zabel twee keer toe in een massasprint en wint mede daardoor zijn eerste van zes groene truien op rij. Twee van zijn ploeggenoten houden het algemeen klassement in een ijzeren greep. Bjarne Riis verrast vriend en vijand door de vijf jaar durende hegemonie van Miguel Indurain te beëindigen en als eerste Deen de Tour te winnen. In zijn kielzog wordt Jan Ullrich tweede, om een jaar later zelf te winnen. In de tien jaren die volgen zorgen ook renners als Andreas Klöden, Giuseppe Guerini, Alexander Vinokourov en Kim Kirchen dat bij de telecomgigant uit Bonn de champagne veelvuldig kan worden ontkurkt in de eerste drie weken van juli. Ondertussen worden de geruchten over systematisch dopinggebruik binnen de ploeg met het jaar sterker. Leken de beweringen van Uwe Ampler in 1994 voor velen nog op een lastercampagne van een teleurgestelde en rancuneuze ex-vedette, met het verstrijken van de jaren buigen ze steeds sterker in de richting van de keiharde en spuuglelijke werkelijkheid.

Eind 2005, ruim tien jaar na het compromis dat de Telekom-ploeg ternauwernood toegang gaf tot de Tour de France, draagt Walter Godefroot de eindverantwoordelijkheid binnen T-Mobile, zoals de ploeg een jaar eerder is gaan heten, over aan Olaf Ludwig. De Vlaamse Buldog duikt precies op tijd zijn kennel in. Tenminste, op dat moment. Godefroot voegt zich bij zijn voormalige kopman Alexander Vinokourov en gaat naar diens Astana-ploeg, waar hij als adviseur gaat werken. Totdat hij opnieuw wordt geconfronteerd met dopingaantijgingen en in juni 2007 die functie neerlegt. Bij T-Mobile is de beerput, die het einde van de Duitse ploeg inluidt, dan al open gesprongen. Riis en Zabel bekennen eerst hun successen in Frankrijk niet op een stokbroodje brie te hebben behaald. T-Mobile zegt vervolgens het vertrouwen in Ludwig op, die te weinig afstand neemt van de zweem van geruchten rond Jan Ullrich en bovendien ploeggenoot is geweest van Riis, Zabel en Ullrich in de jaren ‘90. Desondanks zijn er bij de Tourdirectie nog geen twijfels om de ploeg niet uit te nodigen voor de Franse ronde. Voor de grijze pakken op het telecomkantoor in Bonn is de maat daarentegen wel vol. T-Mobile besluit zich terug te trekken uit de wielersport. De positieve plas van Patrik Sinkewitz in de Tour van 2007 is de spreekwoordelijke druppel. Ludwigs plaatsvervanger, de Amerikaan Bob Stapleton, neemt van de afkoopsom van de hoofdsponsor de proflicentie en de inboedel van T-Mobile over en stampt een nieuwe ploeg uit de grond: Team High Road.

De magenta-witte shirts, die in zeventien jaar tijd ook wel eens magenta-zwart of nagenoeg geheel magenta zijn geweest, verdwijnen door alle schandalen voorgoed uit het peloton. Het voorkomt dat de Tourdirectie, jaren na het compromis dat Jean-Marie Leblanc in 1995 sloot, opnieuw zou moeten twijfelen over het verstrekken van een startbewijs aan de Duitse ploeg.

Vincent de Lijser