–     Kom je morgen Milaan – San Remo kijken?
*     Mwoah…
–     Niet?
*     Ik weet niet. Het is geen Parijs-Roubaix. Of Ronde van Vlaanderen.
–     Nee het blijft koersen op zijn Italiaans.
*     Licht windje mee.
–     Lentezonnetje op de kop.
*     Klassiekers gaan met hondenweer over strontwegen.
–     Anders is het geen klassieker.
*     Precies.
–     Wordt morgen vast weer 300 plus kilometer Italiaanse ijdeltuiterij.
*     280 kilometer mooi zijn en dan die bultjes over.
–     Nieuwe tenuetjes showen.
*     Met van die sokjes.
–     Het zijn nog rijkeluiszoontjes ook die Italianen.
*     Afzien als accessoire.
–     Zie jij een Flandrien al in een roze trui rijden?
*     Of met een frisse kop de rondemiss kussen?
–     De schoonheid van wielrennen zit in de lelijkheid, zeg ik altijd maar.
*     Dat heb je nog nooit gezegd.
–     Dan zeg ik ’t nu.
*     Ik heb ineens helemaal geen zin meer in Milaan – San Remo.
–     Nee ik ook niet.
*     Zullen we dan eens doen?
–     Een echte koers rijden?
*     Ze beloven strontweer dit weekend.
–     Prachtig. Niks geen ontluikende lente. We zoeken smerige wegen op.
*     Doen we. En we noemen het de Hel van… Uhm.
–     De Hel bestaat al. Het moet een andere on-Italiaanse geuzennaam zijn.
*     Noem es iets wat heel erg stinkt?
–     Nou ik ging laatst na jou naar de WC…
*     Daar kunnen we geen klassieker naar vernoemen. Noem nog es wat.
–     Dooie beesten. Die stinken.
*     Daar kan ik wel wat mee. Had jij niet een oudtante in Katlijk wonen?
–     Ja. Hoezo?
*     Nou, hoe heet dat dorp hier iets verderop?
–     Barendrecht?
*     Nee, denk nou es na.
–     Ow! Koedood! We gaan van Koedood naar Katlijk!
*     Precies en we noemen het ‘de Kadaverkoers’.
–     De wat?
*     De Kadaverkoers. Of zoals de Italianen zouden zeggen: ‘Del Corsa dei Cadaveri’.
–     En na afloop?
*     Gaan we nog nastinkend in ons vuile goed spare-ribs eten.
–     Deal! Dat zal ze leren, die Italianen.

André Schaminée