Bereikt mij belangwekkend nieuws uit de Tour. Meermaals barstte applaus los in de perszaal. Redenen allerhande: Fabio Aru die een rit wint, een aanval van Contador of een Fransman die wint op 14 juli.

Ik kan niets zeggen over wie wel en wie niet applaudisseerde, over de duur van het applaus en het aantal geproduceerde decibels kan ik evenmin uitweiden, ook weet ik niet of er Belgische of Nederlandse journalisten betrokken waren (het aantal Belgische of Nederlandse overwinningen laat het beste verhopen), daar het onnoemelijke geluk mij ten dele valt de Tour overal te kunnen volgen behalve in een perszaal.

Nu heb ik over weinig zaken een mening die ik niet betwistbaar acht. Over berijders van een speed pedelec uitgedost in een outfit van Team Sky en daar stopt het vrijwel.

Waar ik anders schipper tussen weten en niet weten, aldoor mijn twijfels uit en mijn jarenlange ervaring als wielerliefhebber uitspeel om niet zozeer de waarheid te wantrouwen, de apostelen ervan des te meer, heb ik onbetwistbare meningen te koop als het gaat over journalisten die applaudisseren in een perszaal.

Juichende wielerjournalisten dienen ogenblikkelijk hun accreditatie in te leveren en in Borat-kostuum een berg op te lopen waarbij ze nog voor ze een renner te zien kregen naar beneden worden geduwd door de gendarmerie. Of deze mening: juichende wielerjournalisten zijn een pleonasme. En nog een mening: juichende wielerjournalisten dienen het USADA-rapport van de eerste tot de laatste letter te herlezen, te vrezen valt te lezen. En ten slotte een begripvolle mening: mochten wielerjournalisten niet juichen, kan al snel het pijnlijke misverstand ontstaan dat ze geen fans zijn.

Dat een wielerjournalist applaudisseert voor Fabio Aru thuis of onder vrienden behoort tot de privésfeer, ofschoon dit om evidente redenen af te raden valt; mocht het nu Betancur zijn. Dat een wielerjournalist applaudisseert voor Fabio Aru en voor het allerlaatste greintje zelfrespect dat hierbij kwam te verdampen, deze Aru vervolgens 10 minuten later klem zet met kwellende vragen over Locatelli en Astana of begint aan een duidende column over zijn achtergrond, het vereist de fantasie van Karel Van Wijnendaele en Michel Wuyts tezamen, waarbij onduidelijk is wiens aandeel het grootste is, wanneer er een Vlaamse renner op kop rijdt.

Wat zouden we zeggen indien politieke journalisten in de Wetstraat of het Binnenhof juichen wanneer deze of gene coalitie wordt gevormd? Hierbij wil ik nadrukkelijk vermelden niet gezegd te hebben dat politieke journalisten lichtend voorbeeld zijn in dezen. Sterker nog: ik wil geenszins gezegd hebben dat politieke journalisten lichtend voorbeeld zijn in dezen. Alleen mag van journalisten worden verwacht dat ze de juiste kant van de grens kiezen tussen respect voor datgene waarover ze berichten en kleine jongensachtige idolatrie. Op papier geen kwestie, traditioneel schijnen vooral sportjournalisten er last mee te hebben.

Kijk, u kunt vinden dat ik overdrijf en een aantal zaken op de spits drijf. Maar mijn punt is: als je je emoties al niet kunt bedwingen wanneer Aru fluks demarreert, ben je dan wel capabel om hem op een objectieve doch scherpe manier uit te horen of hij frieten uit Tielt-Winge lust? 

Morgen in deze rubriek: bespiegelingen over sportjournalisten die selfies nemen met figuren die ze kritisch dienen te bejegenen en alsof dit nog niet gênant genoeg zou zijn dit plaatje via elk in te beelden kanaal publiekelijk maken, waarbij moet opgemerkt dat het niet lang raden is wie hier met wie op de foto wenst.

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)