blancofietstDe Giro d’Italia is een dag of twaalf oud. Waar de internationale wielerwereld zich vooral verbaast en verkneukelt over de meisjesachtige capriolen van Bradley Wiggins, daar richtte de aandacht zich in Nederland vooral op het rijden van de Blanco Cycling-equipe. Terecht. Want de prestaties van kopman Robert Gesink en de zijnen vallen bepaald niet tegen. De ploeg rijdt attent van voren; er zitten volop mannen mee in ontsnappingen, Martens wint bijna een etappe, en de klassementsmannen doen wat van ze gevraagd wordt. Drie man bij de eerste vijfentwintig: we waren in Nederland bijna vergeten hoe dat voelt.

Maar toch.

Toch zou het zomaar kunnen dat Nederlands paradepaardjesploeg volgend jaar niet meer bestaat. Geen sponsor, geen geld, geen ploeg. Zo simpel is het. Tientallen renners – gearriveerde vedetten, gewaardeerde knechten en een stel ambitieuze jonge honden – op straat: dat is een regelrecht doemscenario. Of niet?

Ja en nee. Natuurlijk is het rot voor de betrokkenen zelf. Dan denk ik vooral aan het ondersteunend personeel. De verzorgers, de mecaniekers, de chauffeurs, de koks, de medische staf. Kortom: de anonieme krachten op de achtergrond. Zij zullen moeite hebben om ergens anders aan de bak te raken. Ook voor de jonge renners, de onbeschreven bladeren, zullen andere ploegen niet in de rij staan. De tijd om te rijpen, om zich met een paar goede uitslagen in de kijker te rijden, is hen niet gegund. Zonde.

Maar de rest? De vedetten, de schaduwkopmannen, de waardevolle knechten en de geroutineerde wegkapiteins? Die komen echt wel weer op hun pootjes terecht. Goed, de onzekerheid is niet fijn, en een gedwongen vertrek is nooit leuk. Maar laten we het eens positief benaderen: misschien is het failliet van de oude Raboploeg wel een kans. Zitten we niet al jaren te mopperen (ja, ik deed ook mee) op de te voorzichtige aanpak van de Raboploeg? Het gepamper. Het afwachtende rijden. Het schijnbare gebrek aan ambitie, aan winnaarsmentaliteit. En dat eeuwige geneuzel over wattages, omslagpunten, trapfrequenties, voorbereiding, schema’s, en alles wat onze jongens ervan weerhoudt er eens lekker in te vliegen.

En te winnen.

Precies. Maar nu moeten ze wel. Met de billen bloot dus. Weg uit de vertrouwde omgeving moeten ze presteren. Zich opnieuw bewijzen. En waarom zou dat niet lukken? Talent genoeg, me dunkt. Bovendien: verandering van spijs doet eten. Kortom, ik ben benieuwd. Wat als er geen nieuwe sponsor opstaat? Wat gaan ze doen, de Gesinks, de Mollema’s en de Booms? Wie wil ze hebben? Welke ploeg voldoet aan hun eisen? Maar vooral: bij welke ploeg komen deze mannen tot hun recht, gezien hun specifieke kwaliteiten, ambities en persoonlijkheden? Vandaag en morgen deel 1a en 1b in het Nederlandse wielerploegensponsordrama – de Blanco’s na Blanco. Binnenkort deel II (Vacansoleil-DCM).

10. Theo Bos

Theo Bos, de Angel Edo van Nederland. Ieder jaar goed voor een aantal overwinningen. Etappes in de rondes van Murcia, Turkije, Denemarken en Oman. En oké, Veenendaal-Vee… sorry, de Dutch Food Valley Classic. Niks mis mee, maar eigenlijk ook weer net niet. Staan de echte sprintkanonnen aan de start, dan moet brave Theo het onderspit delven. Typisch gevalletje van ‘te groot voor het servet, te klein voor het tafellaken’. En dus? Staat Theo straks op straat, zonder contract? Nee hoor. Meer dan waarschijnlijk is er een slim ploegje van het tweede echelon dat Theo er maar wat graag bij heeft. En dus wint Theo straks als coureur van Topsport Vlaanderen etappes in de Driedaagse van West-Vlaanderen, als renner van Caja Rural zegeviert hij in de Ronde van Portugal en die van Aragon, en als renner van Sojasun juicht hij in de Ronde van de Limousin en de Tour de l’Ain. Prima prestaties, bescheiden media-aandacht, wat puntjes voor de UCI-ranglijsten, sponsor blij, ploeg blij. Helemaal niks mis mee.

9. Paul Martens

Ieder jaar denk je: nu komt het eruit. Die bulk talent, de kadaverdiscipline, de liefde voor z’n sport, ooit moet dat gaan leiden tot klinkende zeges. Maar het gebeurt niet. Paul Martens kan spurten, kan klimmen, kan mee in ontsnappingen. Paul Martens kan alles. Alleen: hij kan alles net niet goed genoeg. Om te winnen, althans. Een paar etappezeges, in Portugal, Murcia, de Ster Elektro Toer, en de GP Wallonië, dat was het wel. Verder vooral veel keurige ereplaatsen. Bovendien heeft de kleine Duitser de pech dat de ploeg in grote rondes in dienst rijdt van de klassementsmannen. Hoog tijd dus dat ‘ie eens verder kijkt. Onze voorspelling? Martens koerst volgend jaar voor Orica GreenEdge, de ploeg van onder meer Alan Davis, Michael Albasini en Simon Gerrans: alleskunners en… winnaars!

8. Tom-Jelte Slagter

Klein mannetje, groot talent. Tom-Jelte (TJ) Slagter (23) vormt met Wilco Kelderman Blanco’s hoop voor de toekomst. Welke mogelijkheden Slagter heeft, liet hij dit seizoen al duidelijk zien. Aan het andere eind van de wereld, in de Tour Down Under, won hij de koninginnerit én het eindklassement. Ook de rest van zijn voorseizoen was heel behoorlijk, met een 27e plek in de Tirreno, een 14e in de Waalse Pijl en een 34e in Luik. Wat als Blanco wegvalt? Geen probleem. De Groninger ‘kampt’ bij Blanco met hetzelfde euvel als Martens: aanvallers zoals hij, mannen voor het klassement van kleine rondes en voor overgangsetappes in grote rondes, komen in de huidige ploeg niet uit de verf. Tijd voor een mooie transfer dus. Ik gok op Europcar of Française des Jeux. Ploegen met vrijbuiters, met snelle mannen ook. Altijd goed in de vierdaagse van Duinkerken of de Ronde van Luxemburg. Sluwe etappekapers zijn het, in de Tour, de Giro en de Vuelta. Attention, TJ wordt de nieuwe Titi.

7. Sep Vanmarcke

Zijn eerste halfjaar in Nederlandse dienst is niet onopgemerkt gebleven. Zijn tweede plek in Parijs-Roubaix was groots; net als de emoties na afloop. De tranen van Sep Vanmarcke (24) gingen de wereld over. Begrijpelijk verdriet, want wie als enige in het wiel van Der Fabian kan blijven op de botsende steentjes, die kan veel. Heel veel (lees: de grootste klassiekers winnen). Dus Sep: grijp je kans als je Blanco-contract zijn waarde verliest, en verkas (met je broer!) naar Omega Pharma – QuickStep. Nee, je zult daar misschien nog niet in iedere grote koers voor eigen kans mogen gaan, maar lang zal dat niet duren. En waar kun je meer leren dan in een ploeg met klassiekerkoning Tom Boonen als mentor, met ploegmaats als Niki Terpstra, Sylvain Chavanal en Stijn Vandenbergh en met Tom Steels en Wilfried Peeters als sportdirecteuren. Terug naar Vlaanderen dus, en rap een beetje!

6. Laurens ten Dam

Laurens ten Dam is een verhaal apart. Een tijdje terug omschreef ik hem op deze site als cultheld. Campy en doodgewoon tegelijk. Maar bovenal is LtD een steengoede renner. En dat is ’ie. Wie 8e wordt in de Vuelta, bergkoning in Romandië, en twee keer de beste Nederlander in de Tour, dat is een klasbak. Laurens ten Dam is een laatbloeier: op z’n 24e werd hij prof, en pas de laatste jaren lijkt hij alle bescheidenheid van zich af te werpen. Hoe ouder, hoe beter. En dus liggen zijn beste jaren nog in ’t verschiet. Straks als Blanco ophoudt te bestaan, is dat De Uitgelezen Kans voor LtD om nog één keer een klapper te maken. Kopman? Te hoog gegrepen, maar een wereldtopper helpen aan de Tourzege en zelf in de top-10 eindigen: ik zie het ‘m doen. Op naar Bjarne en Alberto dus, Lau. El Pistolero heeft je nodig. Enne: Bjarne’s jaarlijkse survivalkamp in de winter, dat is jou natuurlijk op het tanige lijf geschreven.

Morgen de nummers 5 t/m 1…. 

Sander Peters
Laatste berichten van Sander Peters (alles zien)