Briançon, gedomineerd door de bouwwerken van de Franse vestingbouwer Vauban, is in de ban van de Tour. Vlaggen, affiches, bloemen en wegafzettingen domineren de finishstraat van de hoogst gelegen stad in Europa.

‘Ga je mee kijken naar de tour,’ wil ik weten.

‘Is goed,’ antwoordt ze. ‘Gaan we op de Izoard staan?’

We zijn onderweg naar de camping aan het Lac de Serre Pençon en van achter het stuur kijk ik opzij. ‘Ik ben bang dat we daar te laat voor zullen zijn.’

‘Je bent gek,’ zegt Annelies vol ongeloof. ‘Het duurt nog ruim een dag voordat ze langskomen.’

‘Nee serieus, ik zal het je laten zien’ en sla linksaf waardoor we de Izoard in tegengestelde richting van de tour rijden. Tot aan de top is er geen mens te bekennen maar direct daarna is het dringen voor de mooiste plaatsen op de berg.

Op het asfalt schilderen mensen de namen van hun helden, er staan tentjes, campers en motoren in de berm geparkeerd, elke centimeter wordt benut. Het lijkt de Alpenreus niet te deren, hij draagt de last of het niets is. Wielertoeristen die de berg beklimmen worden als ware helden aangemoedigd en omhoog geschreeuwd. Terwijl de gendarmes op de route hun handen vol hebben aan het regelen van het verkeer. Langzaam maar zeker dringt het tot Annelies door dat de Tour niet zomaar een wielerwedstrijd is maar een fenomeen.

Via Guillestre komen we weer op de doorgaande weg.

‘Hier gaan we staan,’ zeg ik. Volgens het routeboek is dit de plek waar de ravitaillering zal staan, de laatste kans voor de renners om hun benen even te laten rusten en dus zullen ze misschien wel heel even inhouden. Bovendien hoop ik dat in deze zware bergetappe het peloton al versnipperd zal zijn en daarom in meerdere groepjes voorbij zal komen.

Zaterdag 15 juli, het is fantastisch weer, en in een bolletjestrui en korte broek sta ik ongeduldig op Annelies te wachten.

‘Wat moet ik aan?’ Wil ze weten.

‘Iets met een beetje decolleté, een beetje sexy maar niet te, dat vinden de renners leuk.’

‘Alsof ze dat zullen zien?’

‘Zo niet dan zie ik het, dat is ook wat waard.’ Ze heeft een rode wikkelrok en een strak wit shirtje met een diepe V-hals aan getrokken waardoor haar borsten mooi geaccentueerd worden. Goedkeurend lach ik haar toe.

Bij een oude Franse boerderij parkeer ik de auto. Guillestre is niet meer dan een paar huizen groot en ligt precies tussen de Col de Vars en de Izoard in. Om ons heen staan wat Franse gezinnen, op een klein krukje zit een oude boer met een kleine radio. Naast zijn krukje staan een fles water, een fles wijn en een glas. Leunend op zijn wandelstok kijkt hij op zijn horloge en besluit zichzelf een glas wijn in te schenken dat hij aanlengt met een beetje water. Na zijn eerste slok kijkt hij nogmaals op zijn horloge en draait daarna aan de krakende transistor. Hij zoekt de koers en dus besluit ik zijn buurt te blijven om deze ook te kunnen volgen.

Langs de weg stopt een auto uit de tourkaravaan, Café de grand mère, staat er op de zijkant. Twee vriendelijke Françaises serveren de liefhebbers koffie, Douwe Egberts koffie om precies te zijn. Grandpère hoeft geen koffie, zijn wijn en af en toe een sigaret zijn voldoende. Zijn radio verraadt dat Nico Mattan als eerste boven was op de Canjuers, een colletje van tweede categorie dat naadloos overloopt in de Col d’Allos waar Pascal Hervé de punten voor het bergklassement zal gaan pakken.

Nadat we onze koffie hebben gehad hoeven we niet lang te wachten op de rest van de reclamekaravaan. Voertuigen in alle vormen en kleuren passeren ons en strooien met zakjes snoep, petjes, stickers en wat al niet meer. Een forse Franse vrouw die in de buurt van Annelies staat heeft haar territorium duidelijk afgebakend en duikt op alles wat waardevol zou kunnen zijn, cadeautjes voor haar al even forse zoontje dat ongeïnteresseerd in de berm hangt.

Zes renners zijn uit het peloton ontsnapt en begonnen aan de beklimming van de Col de Vars. Een Franse reporter noemt de namen maar omdat hij verslag doet in het tempo van een voortrazende TGV heb ik moeite om het te volgen. Botero, Heppner en Dèn Bak-ère vang ik op. Maarten rijdt vooruit, misschien wel een springplank voor Boogerd schiet het door mijn hoofd. Op de Izoard moet hij rustig zijn eigen tempo rijden om zodra Boogerd aansluit nog even alles eruit te persen.

Als de karavaan uit ons zicht verdwijnt passeert Jens Heppner als eerste de Col de Vars.

‘Nog even en dan zullen de eerste renners hier passeren,’ zeg ik tegen Annelies.

Annelies knikt, ze was meegekomen om mij een plezier te doen en had misschien gedacht zich de hele dag te vervelen maar dat valt tot nog toe reuze mee. De oude man is ondertussen naar het puntje van zijn krukje geschoven, met zijn rechterhand houdt hij de radio nu bij zijn oor om echt niets meer te missen. Plotseling zet hij de radio onder zijn kruk en staat hij op.

Als ik de straat in tuur zie ik de kopgroep aankomen. De hoekige stijl van Botero, die de etappe straks zal gaan winnen, en het Rabo-shirt van den Bakker voorop. De Rabo’s doen het goed in deze tour, van Bon pakte een etappe en Dekker zelfs twee. Double Dekker kopte l’equipe boven de foto van een uitzinnige Erik. Bijna blind grijpen de mannen in de kopgroep hun etenszakjes, hangen ze om en vullen de zakken van hun wielershirts. Ik schreeuw naar Maarten, ervan overtuigd dat hij het hoort maar de kopgroep raast voorbij, hier en nu telt elke seconde.

In tegenstelling tot de kopgroep neemt het peloton wel de tijd voor de ravitaillering. Rechtop zittend zoeken hun handen in de etenszakjes. Wat ze niet nodig hebben wordt weggegooid. Zodra hij passeert herken ik het smalle gezicht van Lance. Een  taartje verpakt in aluminiumfolie hoeft hij niet en valt voor mijn voeten. Ik steek het in mijn wielershirt voor morgen als ook ik de col de Vars zal beklimmen. Dekker is klaar met zijn tasje en gooit het weg. Tot grote ergernis van de mollige Française valt het voor de voeten van Annelies die voorover bukt om het op te pakken. Een renner in Telekom-shirt kijkt opzij en geniet van het uitzicht. Annelies heeft het pas door als ze weer overeind komt. Strak kijkt ze de renner aan en daarna omlaag naar haar decolleté. Uit het peloton klinkt een schreeuw waardoor de renner net op tijd de greppel naast de weg weet te ontwijken. Met een grijns op zijn gezicht kijkt hij nog een laatste keer om naar Annelies en zet aan om indruk op haar te maken.

“Wie was die renner?’ wil Annelies weten. ‘Hij keek zolang achterom dat hij bijna van zijn fiets af viel.’

Ik pak de startlijst en laat mijn vinger langs de rugnummers van de renners glijden. ‘Wesemann,’ zeg ik. ‘Steffen Wesemann.’

‘Nooit van gehoord, is ie goed?’ Vraagt Annelies met een tevreden glimlach op haar gezicht.

Wesemann won ooit het puntenklassement in de Vuelta en heeft al jaren een patent op overwinningen in de Vredeskoers maar dat hoeft zij niet te weten.

‘Nog nooit iets echt belangrijks,’ antwoord ik jaloers.

Niels Roelen
Laatste berichten van Niels Roelen (alles zien)