Op zoek zijn naar geluk en de dood vinden, op een racefiets nota bene, voor het oog van miljoenen over de hele wereld. Niet te bevatten.
Het beeld van het levenloze lichaam van een renner op het asfalt. Overal bloed.
Wat is het toch met afschuw, dat het niet aan kracht lijkt in te boeten? Schoonheid went, afschuw wordt opgeslagen op de memory stick van je emoties.
Fabio Casartelli in een bocht van de Portet d’Aspet. Zonlicht dat door de bladeren valt. En de ogenschijnlijke kalmte van Tourdokter Gérard Porte die tegen beter weten in leven in een gestorven rennerslijf probeert te pompen. Riviertjes van bloed stromen verder naar beneden, naar waar Casartelli nooit meer aan zal komen.
De afschuw bij het zien van dat soort beelden, die slijt dus niet.
Isaac Galvez, op de baan het Kuipke in Gent.
Tom Simpson, in zijn laatste minuten.
Van de dodelijke val van Andrei Kivilev zijn geen beelden, en als ze er wel zijn hoef ik ze niet te zien.
Sommige mensen verzamelen littekens als ze ouder worden. Krasjes in de huid als de ultieme herinnering. Mijn herinnering vult zich langzaam met beelden van afschuw, beelden van dode wielrenners. Foto’s en filmbeelden als littekens.
De eerste foto: drie mannen gehurkt, weer die ogenschijnlijke rust bij mensen die oog in oog staan met de gruwel. De mannen dragen gympen en korte broeken. De moedeloosheid heeft schijnbaar al bezit genomen van hun houding. Op de achtergrond het fatale muurtje. Een muurtje van niks.
Weer zo´n dieprood spoor, als bij Casartelli.

De beelden van de laatste minuten van Wouter Weylandt zullen onvermijdelijk blijken. Wie er even niet op verdacht is, is getuige van het intiemste wat er bestaat. Geen sportjaaroverzicht zal de afschuw uit de weg gaan, haar zelfs opzoeken. Cancellara, Nuyens, Tjallingii, vier keer Gilbert, en dan Wouter Weylandt. Vervolgens de commentaarstem, met vrolijke opwinding: ‘De Giro ging voort en bood prachtig spektakel in de bergritten.’

De Giro gaat voort maar een deel van de Giro blijft voor altijd achter. Het vrolijke ongedwongen spelletje is verworden tot een strijd van leven op dood. Wanneer de dood zich meldt, verliest alles eromheen betekenis.
Angel Vicioso zal altijd de man blijven die won op de Dag Dat Er Eigenlijk Geen Winnaar Was.

Een jaar geleden stond ik in Middelburg, op 150 meter van de finish. Nooit eerder zag ik een massasprint van zo dicht bij. Een flauw bochtje verder lag de streep.
Wie heeft er gewonnen? Weylandt. Wie?
De snelheid van de sprintende renners had me schrik aangejaagd. Overal zijn katten die tussen je spaken kunnen rennen. Overal zijn opstaande keitjes. Overal. Precies een jaar geleden. Het was zijn mooiste overwinning, de opmaat naar meer. Meer zeges, meer roem, meer geld. De dood is een opmaat nergens naartoe.

Renaat Schotte is nauwelijks nog te verstaan. Als hij zwijgt, hoor je de tranen over zijn wangen stromen.
De vriendin van Wouter Weylandt is in september uitgerekend. Het is teveel. Veel te veel.

Frank Heinen