In de zomer van 2014 is het 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. ASO gedenkt deze gebeurtenis met liefst drie etappes in de Tour de France dit jaar door het indertijd volledig verwoeste gebied. Deze bijdrage is de eerste van drie waarin de etappes van een historisch perspectief worden voorzien.

Franz Ferdinand vermoord in SarajevoSarajevo, 28 juni 1914. De troonopvolger van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, Aartshertog Frans Ferdinand, bezoekt samen met zijn vrouw Sophie de hoofdstad van het in 1908 geannexeerde Bosnië. Gavrillo Princip, een Bosnisch-Servische nationalist en lid van de socialistische beweging De Zwarte Hand (sic) steekt de lont aan van het politieke kruitvat dat Europa al enige jaren is: met een FN pistool schiet hij de Aartshertog en zijn vrouw dood.

De internationale politieke verhoudingen in Europa waren indertijd een wirwar aan koninklijke familiebanden en bilaterale pacten. Grofweg stonden in Europa de Centralen (Oostenrijk-Hongarije met het Duitse Keizerrijk) en Triple Entente (Frankrijk, Rusland en het Britse Rijk) tegenover elkaar. In een maand tijd ontvouwt zich een waar dominospel aan mobilisaties en oorlogsverklaringen. Beide partijen denken de anderen zo terug in het hok te krijgen maar in werkelijkheid is de kettingreactie niet meer te keren.

Eind juli 1914: de Duitsers vallen volgens het oorlogsplan van Von Schlieffen door het neutrale België en Luxemburg heen Frankrijk binnen. Doel van het plan is om met een schaarbeweging vanuit het noordwesten Parijs in te nemen en zo net als in 1870 een eenvoudige overwinning op de Fransen te boeken. Keizer Wilhelm houdt geen rekening met de Engelsen; zijn neefje George V zal toch wel slim genoeg zijn om buiten dit geschil te blijven. De Duitsers rekenen echter buiten de collectieve Britse verontwaardiging over de inval in het neutrale België. “Poor little Belgium” moet worden gered en de Fransen zijn slim genoeg om de Britten op hun verdragsverantwoordelijkheid te wijzen. Vanaf midden augustus landt het Britse beroepsleger (men kent dan nog geen dienstplicht) the British Expeditionary Force in Boulogne sur Mer, 20 kilometer boven etappestartplaats Le Touquet. Met gezwinde spoed reist men af naar België.

Terwijl de Fransen in de Ardennen en in Lotharingen door de Duitsers om de oren worden gemept, stuit de BEF op 23 augustus bij het Waalse Mons op het 2 keer zo sterke 1e Duitse Leger van Generaal Von Kluck. Het wordt een slachtpartij. Er ontspint zich een kat en muisspel tussen de zich terugtrekkende Britten en de voortjagende Duitsers. Twee weken lang marcheren de Britten over de kasseiwegen naar het zuiden. Tientallen kilometers per dag wordt er gemarcheerd op deze bolle wegen die zorgen dat de buitenste rijen van de colonne steeds wegglijden, dwars door het stoffige Franse Pays de Ch’ti’s, dat in de 4e etappe van de Tour dit jaar wordt doorkruist. Een ieder die wel eens Paris-Roubaix ter plekke heeft gevolgd weet dat gewoon lopen over dit soort wegen al pijn doet. De mannen zijn uitgeput. In trance marcheert men weg van de jagende Duitsers, soms hinderlijk opgehouden door de vluchtende Franse bevolking. De vermoeidheid is zo groot dat meerdere malen de mannen betrapt worden op staand slapen.

loopgravenPas in september, na vele achterhoedegevechten worden de Britten samen met de Fransen bij de Marne, op slechts 70 kilometer van Parijs, gedwongen tot een beslissende slag. Door strategische fouten van de Duitsers wordt deze slag gewonnen, en nu volgt er een race in omgekeerde richting. Deze “Race naar de zee”, om te zorgen dat de Britse aanvoerlijnen van over zee niet worden geblokkeerd, eindigt in een status quo en de vorming van de saillant van Ieper (startplaats etappe 5).

Van Nieuwpoort aan zee, via de Vlaamse Westhoek waar het gedecimeerde Belgische leger van koning Albert 4 jaar lang de Wacht aan de IJzer houdt, via het ‘Britse’ Ieper voert de frontlinie naar het zuiden door Picardië en de Somme om daarna af te buigen via de Chemin des Dames (zie de 6e etappe) de Argonne en Verdun (etappe 7), dwars door Lotharingen en over de toppen van de Vogezenkammen (etappe 8 en 9) naar de Frans-Zwitserse grenspaal in de buurt van Basel. 750 kilometer front, waar hoegenaamd tot 1918 geen beweging in zit.

Niet dat er geen pogingen ondernomen worden: de loopgravenoorlog die de Eerste Wereldoorlog was, kenmerkt zich door talloze offensieven die steeds weer vastliepen. Onvoorstelbaar kostbare slagen met als grootste beloning enige kilometers terreinwinst. Zo kruist deze etappe 20 kilometer voor de aankomst in Lille, waar indertijd de Duitsers een belangrijk hoofdkwartier hadden, het gebied rond Loos, Fromelles, La Bassée, Neuve Chapelle. Hier liggen de talloze Britse begraafplaatsen; sommige onvoorstelbaar groot, andere aandoenlijk klein en allemaal voor eeuwig Brits grondgebied. Keurig onderhouden en allemaal voorzien van een accuraat register. Maar niet alleen Britten: hier liggen de Canadese en Australische boerenzonen, en liggen de Ghurka’s met hun eigen Indiase tempel vlak naast een veld vol Portugezen.

Notre Dame de LoretteEn net iets zuidelijker, vlakbij de Canadese Vimy Ridge, waar nog steeds door de immense gangen rondleidingen in de heuvel worden gegeven door jonge mensen uit Canada, ligt de grootste Franse begraafplaats van allemaal: Notre Dame de Lorette. Op deze heuvel liggen 102.500 Franse doden, gevallen bij het steeds weer bestormen van deze côte. In het ossuaire houden dagelijks 6 Franse veteranen of mensen die familie zijn van de hier begraven doden de erewacht. Zodra zich een bezoeker aandient, nemen ze binnen in de crypte met een indrukwekkende stilte hun positie bij de onbekende soldaten uit een 6 tal oorlogen in. Nog altijd wordt zo respect betoond aan de doden hier. Eén van hen moet hier genoemd worden: François Faber, Luxemburger, 1e regiment van het Vreemdelingenlegioen, mort pour la France in mei 1915 te Carency, winnaar van de Tour de France in 1909. Het zou ASO sieren om volgend jaar deze plek in het routeschema op te nemen. Korte, lastige klim. Nog steeds.

Nico Oudhof