Twee-en-een-half jaar geleden viel mijn vader van zijn fiets. Niet van zijn racefiets, maar gewoon van zijn dagelijkse stadsfiets. Stom ongeluk. Balans verloren toen een goede vriend in een jolige bui achterop wilde springen. Op de grond wist hij dat het mis was. Giechelend, mogelijk van de wijn, vroeg hij toch maar even of iemand een ambulance kon bellen. Het ambulancepersoneel zorgde ervoor dat het lachen hem verging. Gebroken heup, luidde de diagnose. Hiervoor was weinig onderzoek nodig, de luide brul die hen begroette toen de heup beroerd werd, zei genoeg.

Ik bezocht hem een dag later in het ziekenhuis. Daar lag mijn vader. Handjes gevouwen over de buik, brilletje op het hoofd. De morfine deed hem goed, de gebroken heup wat minder. Er had een operatie plaatsgevonden, er was een schroef geplaatst. Lopen zou het komende jaar een moeizame bezigheid worden. Fietsen des te meer.

In 2004 kocht mijn vader een nieuwe racefiets. Een Koga Miyata met carbon voorvork. Tof ding en zoals zijn gevoel voor stijl is, klopte de outfit volledig. De Pantani-bandana maakte gelukkig snel plaats voor een helm. Pa fietste graag en veel, mits het weer goed was. Ooit reed hij meer dan 170 kilometer in z’n eentje. Een prestatie waar hij graag over vertelt, nog altijd. Het fietsen was zijn manier om het vijftig-worden tegemoet te treden. En dat ging goed. Met zijn fietsende broers wisselde hij verhalen uit, over hoe het fietsen voelde. Hoe klote het soms kon zijn en hoe heerlijk het dan voelde om dan na afloop onder de douche te stappen.

Mijn vader hield van het fietsen.

Sinds zijn val, staat de Koga Miyata stil. Eerst nog semi-hoopvol in de schuur, later op zolder en inmiddels op zolder bij zijn dochter. Mijn zus. Niet lang geleden bevond ik me op die zolder en keek ik met een wrange glimlach naar de zwart-blauwe fiets. Nog altijd in uitstekende conditie, maar het fietscomputertje telde al twee jaar geen kilometers meer. De banden zijn al twee jaar dezelfde en rollen niet langer meer over asfalt.

De heup is inmiddels wel hersteld. Het duurde langer dan verwacht, maar het lopen is allang geen obstakel meer. Het fietsen op de stadsfiets ook niet. Er springt niemand meer achterop, maar dat is alles. Maar mijn vader is nog altijd niet op de racefiets geklommen. Legio excuses; het diepe zitten zou nog voor pijn in de heup zorgen, het moment was er nog niet.

Ik denk dat mijn vader stiekem bang is.

Mijn vader en ik gingen afgelopen weekend naar BikeMotion in Utrecht. Tussen alle glimmende stands vonden we het platform van Bianchi. Dit Italiaanse merk spreekt mijn vader al sinds jaar en dag meer aan dan welke fabrikant dan ook. Misschien is het de kleur, de historie of de sfeer die Bianchi uitstraalt. Maar toen hij daar zo rond liep tussen de zo karakteristiek gekleurde fietsen, zag ik iets in zijn ogen.

De fiets waarmee Lars Boom een einde maakte aan negen jaar Nederlands Tourverdriet, stond bemodderd en al te pronken. Ik wilde de stand alweer verlaten, toen mijn vader me tegenhield. “Nog even naar deze fiets kijken”, klonk het. En daar stond hij. Mijn vader. 56 jaar. Twee jaar van de fiets. Ik heb een foto gemaakt, hij had het niet door. Op deze foto staat niet iemand die het fietsen heeft afgezworen. Op deze foto staat iemand die zich herinnert welk gevoel de fiets hem heeft gegeven.

“Misschien als het lente wordt”, zei hij toen we wegliepen. “Ja, misschien moet ik de fiets dan maar eens van zolder halen.”

Misschien moet dat maar, ja.

Ivo Pakvis
Twitter
Laatste berichten van Ivo Pakvis (alles zien)