Ik moet nog veel leren over wielrennen, dat geef ik direct toe.  Ik volg de sport nu eigenlijk pas voor het tweede jaar echt intensief. Pas voor tweede jaar zit ik tijdens de Tour elke dag de hele dag voor de tv, volg ik iedereen die ook maar iets met wielrennen heeft op Twitter, lees ik alles wat los en vast zit en fantaseer het hoe het zou zijn als ik niet van Zuidhorn naar Groningen zou fietsen maar op de Aubisque of de Tourmalet. Ik weet niks van techniek: ik weet het verschil tussen een binnen- en een buitenblad niet en ben er pas net achter wat een derailleur is. Ik heb ook geen verstand van tactiek. Als ik door mijn timeline scroll tijdens een willekeurige Touretappe en ik al die gedachtenspinsels lees kan ik ze vaak nauwelijks volgen. Dat probeer ik meestal ook niet, ik kijk gewoon lekker. Ik weet, en daar is vooral mijn leeftijd schuldig aan, weinig over het verleden van de sport. Ik heb nog wel sterke herinneringen aan Lance Armstrong, omdat de televisie aanstond en ik af en toe wel eens langsliep, maar veel verder terug gaat het niet. En in mijn geheugen gravend kom ik Michael Boogerds zege in de Tour tegen, en zie ik ook het door de modder gebruinde gezicht van Servais Knaven na zijn overwinning in Parijs-Roubaix voorbij komen. Ik zat op de bank bij mijn opa en oma, dat weet ik nog, maar verder… Nee.

Al kijkend, lezend en Twitterend leer ik wel steeds meer. Ik beheers het wielerjargon inmiddels voor het grootste gedeelte, ik herken renners, ook als ze hun helm en bril op hebben en ik weet van de meeste renners ook wat hun sterke en zwakke kanten zijn. Ik weet wie bij welke ploeg rijdt, en qua ploegleiders kom ik ook een heel eind. En dankzij de talloze anekdotes die Dijkstra en Ducrot vertellen leer ik ook steeds meer over de renners zelf. (Voor mensen zoals ik zijn die anekdotes dus wél erg fijn…)

Over het algemeen wordt iets pas echt leuk als je er veel, zo niet alles, van af weet. Het is waar dat het kijken naar wielrennen iedere volgende koers nog weer net iets leuker is dan de vorige, omdat ik er weer iets nieuws bij geleerd heb. Maar dat ik niet alle tactische en technische finesses ken is helemaal niet hinderlijk. Want de reden dat ik gewoonweg verslingerd ben geraakt aan deze sport heeft te maken met die mensen die deze sport maken: de wielrenners.

Ze hebben mijn hart gestolen, met hun openheid, hun liefde voor dat gekke ding op twee wielen, hun vechtlust en hun onverwoestbare instinct om wat er ook gebeurt altijd door te willen. Én hun humor. Wat begon met Mark Cavendish dreigt nu uit de hand te lopen: inmiddels volg ik het halve peloton op Twitter. Er gaat een wereld voor me open, werkelijk waar. (Tips: David Millar, Bram Tankink, Fabian Cancellara, Laurens Ten Dam.) Wielrenners zijn ongelofelijk kleurrijke mensen, daarom heb ik zo’n zwak voor ze. Wielrennen is poëtisch en heroïsch.

Maar dan, boem. Het D-woord.

Dinsdag kwam het nieuws dat Fränk Schleck betrapt was op het gebruik van een verboden middel. Mijn timeline viel onmiddellijk in drie kampen uiteen: zij die niet veel met wielrennen hebben en begonnen te ‘zie-je-wellen’: iedereen weet toch dat het één grote louche bende is, dat jullie daar überhaupt nog naar kijken. Zij die alle technische details wilden weten, en zich als Sherlock Holmes massaal op complottheorieën stortten. En tenslotte zij die hun toevlucht zochten in ironie en humor. Ik voelde mij eerlijk gezegd alsof ik een steen ingeslikt had. Au. Niet omdat het me echt verbaasde. Ik ben zeker naïef op dit gebied, maar zo erg nou ook weer niet. Niet omdat Fränk Schleck mijn grote held is. Maar omdat ik er verdrietig van werd. Want de wielersport was toch zo goed op weg? Het was toch schoner dan ooit? Wielrenners verklaarden dat ze nooit doping zouden gebruiken omdat dan alles wat ze hadden, tot hun huwelijk aan toe, kapot zou gaan. Strenge controles, hematocrietwaarden die weer menselijk werden, er werd relatief langzamer gereden dan vroeger. En dan toch…. Ik wil het niet weten. Ik doe net alsof het niet bestaat en niet gebeurt. Ik houd zo van die sport.

Gisteren zette ik mijn tv aan. Uit automatisme, en ik omdat ik benieuwd was naar de rit die vooraf ‘koninginnenrit’ genoemd werd. En in het begin van de etappe keek er een stemmetje in mijn hoofd met mij mee, die zei: ‘Ja sorry hoor, maar waar zit je nou eigenlijk naar de kijken? Weet je nog, gisteravond….’ Boos duwde ik het stemmetje weg. Oprotten. Eelt kweken op mijn jonge wielerzieltje. Een niet te onderschatten onderdeel van mijn leerproces, zo blijkt.

Dan valt Vincenzo Nibali aan. Het stemmetje verdwijnt. Het is koers. Gelukkig maar.

 

Hilde Kugel
Laatste berichten van Hilde Kugel (alles zien)