De Colnago van de pausVan huis uit ben ik een Calvinist. De koers is in de basis Katholiek. Tenminste dat wordt er graag bijgesleept wanneer men vanaf de zijlijn een poging waagt de gebruiken van de koers en het spel onder de tafel te doorgronden. Het is echter de vraag of en in welke mate die relatie nog altijd bestaat. Om met mezelf te beginnen: ik worstel met teveel onzekerheden en vragen om mezelf als seculier te kunnen bestempelen. Voor de koers geldt dat het religieuze aspect, met tal van Bijbelse verwijzingen als het lijden, het sterven en, als het meezit, de wederopstanding, min of meer gecultiveerd wordt en daarmee verweven is met de sport.

En soms komen die twee werelden zomaar opeens bijeen. Afgelopen zondag bijvoorbeeld. De Ronde van Vlaanderen had zojuist haar ontknoping beleefd en in een soort van televisietoren deed Carl Vannieuwkerke, geassisteerd door Nick Nuyens (aan zijn verdwenen kaaklijn was duidelijk te zien dat zijn fiets aan de wilgen hing) en Eddy Planckaert een poging om het zojuist verorberde hoofdmaal van een passend toetje te voorzien. Het was heerlijk weer en de historische gebouwen van Oudenaarde, die de kijker door de ramen van de studio in volle grandeur tegemoet straalden, baadden in een heerlijk voorjaarslicht. En terwijl er renners, vers uit de koers, naar binnen wandelen, klonk er klokkengelui. Ik stond op dat moment in de Ekko in Utrecht met een glas bier in de hand en terwijl de mensen om mij heen discussieerden over de vraag of Niki Terpstra iets te verwijten viel, omdat hij een vlucht met een sprinter in vorm tot aan de streep had doorgezet, keek ik bijna automatisch op mijn horloge. En omringd door de beste stuurlui aan wal, voelde ik een soort van steen op mijn maag drukken en bekroop mij een gevoel dat ik hier niet hoorde te zijn. Niet op deze dag in ieder geval. Voor even was ik weer thuis. We aten snel een boterham en wandelden dan, begeleid door de beierende kerkklokken, richting het huis des Heren. Het werd voorjaar, de traag dalende zon liet lange schaduwen voor ons uit snellen. Een paar 100 meter verderop verlieten voetballers het sportcomplex. Ik keek ze na met een mengeling van jaloezie en veroordeling. Even later zaten we in de kerk. De laatste zonnestralen van de dag werden door het glas in lood de kerk in geduwd en de dominee bad om kracht voor de komende week. Tegen koffietijd, in de avondschemering, wandelden wij weer huiswaarts.

Maar het klokgelui van Oudenaarde herinnerde mij niet alleen aan mijn Calvinistische wortels. Het deed mij vooral en opnieuw beseffen dat de Ronde van Vlaanderen, ondanks het feit dat ook zij haar ziel verkocht heeft aan de duivel van de commercie, zoveel meer is dan zomaar een koers. Meer nog dan al die andere koersen ontstijgt Vlaanderens mooiste het aardse, platte bestaan. Ze is de heilige graal, het opperwezen van het cyclisme, ofwel: de Hoogmis.
Of vanuit een Calvinistisch perspectief bezien: een afgod en een gouden kalf.
Maar hoe dan ook: een meeslepend hoogtepunt waar we weer een heel jaar op moeten wachten.

Joost-Jan Kool