‘Wielrenners lezen niet, die kijken plaatjes.’
Deze zin schreef ik elf maanden geleden in een verhaal dat me later nog onbetamelijk veel lof en eer zou opleveren. Overigens vermoed ik dat dat laatste eerder ondanks dan dankzij die zin was. Het is geen bijzondere zin, en nog onwaar ook.
Ik wist trouwens wel dat-ie nergens op sloeg toen ik hem schreef, die zin, maar in het kader van de stijlvorm van de overdrijving kon ik ‘m prima kwijt.
Vandaag schrijf ik: wielrenners lezen dat de stukken eraf vliegen.
In een lollig item in het Tourjournaal, een paar jaar geleden, ondervroeg journalist Edwin Winkels (lezer) de Spaanse klimmer Roberto Heras (verondersteld niet-lezer) naar zijn literaire voorkeuren. In plaats van dat die onbetrouwbare Spanjool u gewoon de Spaanse Donald Duck of de Playboy noemde, maar nee, meneer kwam op de proppen met ‘De schaduw van de wind’, van Carlos Ruiz Zafon. Toegegeven, het is niet meteen Nabokov, maar het is ook niet niks als je na 220 kilometer, elf interviews, zes cols en drie borden spaghetti eens lekker gaat zitten met een pil over het Barcelona van de negentiende eeuw.
Ik kreeg het vermoeden dat Heras op het punt stond nog een handvol romans te noemen, waar hij die Tour nog aan dacht toe te komen, waarna onomstotelijk zou vast komen te staan dat hij tussen twee epospuiten door ook het oeuvre van Garcia Lorca, Cervantes en Borges onder handen nam, maar zijn woorden waren weggesneden en de reportage vervolgde met Tom Boonen – wel een Donald Duck-man, vermoed ik.
Zo´n massasprint bijvoorbeeld, krijgt toch net even iets meer lading als je weet dat Farrar (net die ochtend begonnen in The old man and the sea) Cavendish klopt, omdat die laatste de hele nacht met rode oortjes in Ulysses heeft zitten lezen.
En als Robert Gesink en Denis Menchov op de Tourmalet samen achter in de kopgroep zitten, dan is dat niet om tactische plannen door te nemen, maar om boekentips uit te wisselen.
´Had jij nou al eens wat van Toergenjev gelezen, Robert?´
´Nee. Kan ik die van je lenen? Neem ik meteen wat van Reve voor je mee. Karel, bedoel ik. Kun je vast waarderen.´
En het gaat verder: Bram Tankink schijnt erelid te zijn van het Godfried Bomans Genootschap, Lars Boom kent 24 Kronkels van Carmiggelt uit z´n hoofd en Ivan Basso gaat nooit van huis zonder zijn stukgelezen exemplaar van La Divina Comedia. In deze Tour zeult de Japanner Arashiro van Bbox drie weken 1Q84 van Murakami met zich mee.
De kleine Johannes Frohlinger van Milram is trouwens helemaal verzot op het werk van Frederik van Eeden.

Frank Heinen