Mijn opa was een tourliefhebber. Vroeg hem niet wie de Tour ging winnen, hij genoot gewoon. Zijn lichtbruine stoffen fauteuil schoof hij dan schuin voor zijn televisie, misschien stak hij er nog een sigaartje bij op en dan ging hij zitten voor de Ronde van Frankrijk. Elke middag trok een nieuw Frans landschap als een bewegend schilderij aan hem voorbij. Klein Louvre in zijn huiskamer in bloembollendorp De Zilk.

Hij had zijn kleinzoon vast graag naast zich gehad op de leuning van zijn stoel. Dan had hij me geleerd hoe je naar de Tour moet kijken. “Mooi hè?”, had hij me met zachte stem gezegd zonder de strijd in de koers te bedoelen. Met een glas roosvicee-limonade en een zere buik van de gele bananensnoepjes zou ik een topmiddag hebben gehad met mijn opa.

Het is er nooit van gekomen. In 1992, toen ik pas zes jaar oud was, verdween hij al uit de koers. En elk jaar weer als ik naar de Tour kijk, denk ik: wat zou hij deze beelden mooi hebben gevonden. Alsof hij aan de stuurknuppel van de laagvliegende helikopter zit als we worden getrakteerd op een breed shot met ergens achter het graan een plukje renners.

Deze Tour kijk ik met de ogen van mijn opa. Ik heb mijn stoel schuin voor de tv gezet, het rokertje denk ik erbij. Ik ruik de sigaar van mijn opa al, net als vroeger. Als hij bij een verjaardag bij ons in de huiskamer zat, rook je zijn sigaarlucht bij de kapstok al. Een heerlijk muffe lucht.

Het wordt genieten deze Tour de France. Elke dag heeft dit wielerspektakel weer een nieuw decor waartegen de wielrenners hun strijd leveren. Want, laten we wel wezen: de open lucht maakt wielrennen tot meer dan sport. Bij geen andere sport is het landschap zo lang en mooi in beeld als bij wielrennen.

Gisteren was zo’n dag om te genieten. Het landschap in de vierde etappe van Cambrai naar Reims was even divers als het peloton. De lapjestrui voor het combinatieklassement ging gisteren daarom met afstand naar de Franse natuur. Het geel was zoals in de hele Tour volop vertegenwoordigd door de vele maïsvelden, gemaaid of volgroeid. Renner Steven Cozza (die van die snor) opperde op twitter om de in zijn ogen saaie koers op te leuken door het peloton door het maïsveld rechts van de weg te laten rijden. Maar juist de felgekleurde renners voor het wuivende maïsveld, maakten de Tour vandaag tot een prachtig filmdecor.

Het stukje bolletjesstof op de lapjestrui zou je gisteren niet verwachten in de 153,5 kilometer lange etappe. Toch zag ik prachtige bollingen in de weg. Het leek een moment zelfs even dat de renners de lucht in reden toen de weg iets opliep en het beeld vanachter het peloton vandaan kwam. De akkers met af en toe een ploegende tractor stonden bol, als het deeg in een cakevorm is de aarde hier omhoog gestuwd.

Dan zijn nog over op de lapjestrui: groen en rood. Ik heb ooit bij aardrijkskunde geleerd dat die twee kleuren ook de termen zijn bij stedenbouw om de afwisseling tussen gebouwen (rood) en parken, perken en bossen (groen) aan te geven. Op die balans droeg het groen gisteren het gewicht van de koers in de etappe. Een lang shot van een wijd lapjeslandschap was genoeg om uit je luie stoel te stappen en zo in de auto naar Noord-Frankrijk te rijden. Ik deed het niet, want de tv stond nog aan. Ik zag windmolens in een groen akkerland stilhouden voor het voorbij razende peloton.

Voor de liefhebbers van kathedralen en kastelen (rood) was er aan het einde van de etappe nog Reims, met de Notre-Dame de Reims. In deze dertiende eeuwse kathedraal werden vroeger de Franse koningen gekroond. Kijk, dat stukje cultuur pak je toch ook weer mee in een ogenschijnlijk saaie touretappe.

Mijn opa had het gisteren een mooie etappe gevonden.

Pieter van der Meer