Met een handige beweging schuift hij mijn onderbroek omlaag. “Ja jongen, bij de masseur lig je in je blote kont.” Twee gigantische handen, klauwen eigenlijk, kneden ritmisch mijn onderrug. Ontspannen wiegt mijn lichaam mee op het ritme van de massage. Door het vierkante gat in de tafel kijk ik naar de vloer. Goedkoop parket, kersenhout. Ik haat die roodbruine kleur. Stofvlokken bij de plinten in de hoek.

Even daarvoor had ik aangebeld bij masseur B. Een tip van een bevriende wielrenner. Ik had veel gekoerst de laatste tijd, losfietsen hielp niet meer. Mijn benen bleven stram: chronische verzuring. Hij kende een goede masseur, 20 euro contant. “Rij je volgende week weer als een kievit”, beloofde hij. Heerlijk vooruitzicht: soepele benen die de pedalen ouderwets raken. Ik was iets te laat, verdwaald in de gigantische huizenzee van Leidsche Rijn. Nietszeggende straatnamen, huisnummering zonder systeem en eindeloze blokken rijwoningen. Toen ik er eindelijk was, zag ik B met zijn vrouw op de bank. Goede Tijden, Slechte Tijden. Na mijn welgemeende excuses nam hij me mee naar een slaapkamer ingericht als massageruimte. Brommend koelkastje in de hoek, opklapbare tafel in het midden en een keukenstoel ernaast. De geur van massageolie en gymzaal.

“Je hebt mooie hammetjes, maar veel te vet”, zegt B terwijl hij mijn bovenbenen bewerkt. “Volg je een sportdieet?” Ik vertel dat ik gezond eet en een beetje op mijn voeding let. “Dat is net niks natuurlijk. Als je een goede wielrenner wilt worden, moet je er echt voor leven. Goede voeding hoort erbij.” Ik knik. Dat ik regelmatig een zak chips opentrek, vertel ik maar niet.”De meeste jongens die hier komen, verzorgen zich optimaal. Goed eten, op tijd naar bed en verder geen gekke dingen. Neem je herstelshakes na de koers?” Ik schud mijn hoofd heen en weer in het vierkante gat.

Duim en wijsvinger van B glijden nu vanaf mijn knie langs de kuit richting enkel. “Je hebt plofkuiten”, constateert hij. “Eerlijk gezegd zijn je benen te grof voor een wielrenner. Als je echt wat wil bereiken, zal je er heel veel voor moeten doen. Op je talent zal je het in iedere geval niet gaan redden.” “Natuurlijk kan ik dat binnen 5 minuten zien, reageert hij geïrriteerd op mijn twijfel. “Ik heb al zoveel benen in mijn handen gehad. Talent pik je er zo uit. Ranke, slanke benen, mals vlees.” “De mooiste? Die van Gert-Jan Theunisse, geweldige vorm, soepel en altijd tot in de puntjes gesoigneerd. Gelukkig heb jij ze netjes geschoren. Ik haat die viespeuken die hier met stoppels op de tafel liggen”. Ik zeg dat ik elite-amateur wil worden. Het blijft lang stil. Alsof hij nadenkt hoe hij hierop moet reageren.

“Dan zal je wat extra’s moet doen”, zegt hij dan. “Wat ik daarmee bedoel? Nou gewoon. Begin eens met Creatine, krijg je misschien wat meer vorm in die poten van je. Dat is namelijk geen overbodige luxe.” Ik zeg hem dat ik daar allemaal niet zo van houd. De associatie met doping is zo gemaakt. “Tja, wat denk jij dan, dat je kunt koersen op een zak krentenbollen? Je rijdt een paar criteriums en je ligt nu al op apegapen. Wat moet dat worden als je echt gaat fietsen. Je moet wel realistisch blijven.” Hij begint harder te kneden. “Blijven ontspannen! Anders heeft het geen zin. Weet je wat het is met doping? Iedereen ziet het zo zwart wit. Als je pakt ben je een valsspeler en word je eruit gegooid.” “Dat is toch terecht”, zeg ik. “Tja jongen, kijk, vaak zijn die gasten gewoon een beetje onzeker. Hebben zo hard getraind en dan zoeken ze naar een zekerheidje. Het zit allemaal tussen de oortjes. En vergeet effe niet dat ze voor hun boterhammetje rijden hè? Moeten ook gewoon een gezinnetje onderhouden.”

Hij stopt, tijd voor een colaatje. Uit het koelkastje trekt hij twee blikjes. “Altijd light! Nooit meer vergeten! Te veel suikers zijn slecht voor je!” Met de handdoek om zijn nek veegt hij het zweet van zijn voorhoofd. Ik bekijk hem eens goed. Bril met slank montuur, trainingsbroek, half geopende blouse. Daaronder een dunne gouden ketting. Hij gooit een blikje naar mij. “Wat denk je, heb je een winter keihard getraind, alles ervoor gedaan. Dan wil je ook beloond worden. Zo gek is dat niet hoor. Mensen oordelen zo snel, maar de waarheid ligt vaak in het midden.”

Hij gaat weer verder, grijpt stevig in mijn nek. “En verder wil ik er niet teveel woorden aan vuil maken. Als we hier eenmaal over beginnen, lig je hier morgen nog steeds.” Hij masseert goed en langzaam zak ik een beetje weg. Dan klapt hij in zijn handen. “Klaar!”

Ik reken af en sta klaar om de voordeur uit te stappen. “Oh ja”, zegt hij. “Nog één advies: blijf vooral fietsen, maar stel je ambities bij. Ik heb genoeg gevoeld.

Joost-Jan Kool