In de luwte van het aankomende Tourgeweld begint deze week in Zuid-Amerika een koers die langzaam in de vergetelheid dreigt te raken. Geen UCI-kalender vermeldt de wedstrijd meer. Geldgebrek en het marketingmonster met de cynisme naam ‘Mondialisering’ drukken dit monument elk jaar verder naar de achtergrond. En toch staan er ook dit jaar weer renners vol verlangen aan de start. Ze willen maar een ding: de Vuelta a Colombia winnen. Het zorgt voor prachtige verhalen, de haarlemmerolie van ons bestaan.

Vuelta a Colombia Wielrennen in Colombia spreekt tot de verbeelding. In een land dat geteisterd werd door armoede, guerrillaoorlog en cocaïne is de koers een uitlaatklep voor jong en oud. De eigen Vuelta is de kraamkamer van de hoop. Op de erelijst geen Merckx, geen Armstrong en geen Coppi. Al probeerde die laatste het wel, samen met Hugo Koblet in 1957. In een haastig georganiseerde voorbereidingswedstrijd (twee halve etappes op de Alto de Minas, eerst afdalen, daarna klimmen) gaf Mooie Hugo eerst een lesje afdalen. Maar bergop waren ze nergens meer. Een toeschouwer zag Coppi nog passeren: ‘…zijn gezicht bleek en bloedeloos. Hij trapte ongelofelijk traag. Toen hij dichterbij kwam, begin hij te zigzaggen en viel hij voor mijn voeten neer. Ik keek weg en toen ik terugkeek, zag ik dat zijn gezicht groen uitsloeg en zijn lippen geel. Zijn ogen rolden en waren spierwit…’.

Coppi toonde als eerste aan dat Europeanen in de Andes niet overleven op een fiets, een goed geprepareerde enkeling (Oscar Sevilla) of een wilde avonturier (Jose Beyaert) daargelaten. Fietsen in Colombia is anders dan in Europa. Aan de start van de allereerste Ronde van Colombia staan in 1951 een handvol arme avonturiers. Ze werken een meedogenloos parcours af in loodzware omstandigheden. Tropische hitte en dito regenval, modderstromen en levensgevaarlijke wegen. Pas in de vijfde etappe is er sprake van ‘enkele stroken geasfalteerde weg’. Voor de rest is het ploeteren, lopen, struikelen, vallen, opstaan en weer doorgaan. Over indrukwekkend hoge bergpassen gaat het. Zoals de Alto de Letras (3.195m), een klim van maar liefst 80 km. De organisatie is barmhartig en verdeeld het monster over twee etappes.

Sinds die barre eerste editie baart de Ronde van Colombia jaarlijks nieuwe kampioenen en eendagsvliegen. Sommigen maken later faam in Europa: Fabio Parra, Lucho Herrera, Chepe Gonzalez, Sergio Henao. De wedstrijd is het summum van de Colombiaanse wielercultuur, die ons mooie en mythische verhalen schenkt. Soms zijn ze prachtig, vaak gruwelijk. Alfonso Flores, winnaar van de Tour l’Avenir in 1980, ging een schooltas kopen voor zijn dochter. Hij kwam niet meer thuis. Pablo Wilches, meesterknecht van Herrera, werd met kogels doorzeefd gevonden in zijn auto. Maffia. Hernan Buenahora, bijna 40, hijst zich na een lange carrière in Europa in de leiderstrui van zijn thuisronde. Een paar dagen later zit hij thuis. Positief.

Wie meer wil weten, leest Kings of the Mountains en Olympic Gangster van de Engelse journalist Matt Rendell. Of men volge het Amerikaanse wielerblog Cycling Inquisition.

Tussen Colombia en Europa ligt niet alleen een oceaan, maar ook een onzichtbaar gordijn, dat beide wielerculturen strikt gescheiden houdt. Het verkeer gaat in een richting: men komt naar hier en gaat soms terug. Dat maakt de Ronde van Colombia tot een prachtig geconserveerd monument.

MorcaOok deze week fietsen weer velen naar het kapelletje van Onze Lieve Vrouwe van Morcá, in haar kapelletje in Sogamoso, Colombia’s eigen ‘Ghisallo’. Colombia staat weer op z’n kop voor de fiets. Laat die kille, berekenende mondialisering van de UCI het land maar passeren.

Laat de koers er maar pure passie voor het volk blijven, met aanraakbare helden die hun eigen fietsen moeten meenemen.  Ook dat maakt deze koers vele malen mooier dan de Tour, die drie weken durende bezigheidstherapie rond ANWB-campings. Laat die opborrelende Tourgekte deze dagen eens links liggen en volg de mooiste koers op aarde: de Vuelta a Colombia.

Jan Sonneveld
Laatste berichten van Jan Sonneveld (alles zien)