135679697014571JohanvandeVelde1986Een van de eerste wielerboeken die ik aanschafte was de verhalenbundel Pijn is genot van Jan Siebelink. En het eerste verhaal dat ik daaruit las (ik werd er als vanzelf naar toe getrokken) ging over de strijd die Johan van der Velde (en zijn gezin niet te vergeten) voerde op de bodem van een onmetelijk diep zwart gat waarin hij eigenlijk al tijdens de nadagen van zijn carrière was beland. Een zwart gat, even onvermijdelijk als een onweersbui na een snikhete, te benauwde dag. De laatste jaren van zijn loopbaan als professioneel renner vertoonden immers overeenkomsten met een dodemansrit, met gesloten ogen en losse handen scherend langs de diepste ravijnen. Het kon niet anders dan mis gaan. En dat ging het ook.

De vrije val die volgde, met de grasmaaier als metafoor van alle ellende, werd pas gekeerd door De Koepel in Breda waar hij op een welhaast Hour of Power-achtige wijze tot inkeer kwam. Een man in detentie die de puinhopen van zijn leven overzag en besloot dat het anders moest. En dat zoiets niet vanzelf ging, is een understatement. Van der Velde klauwde wanhopig aan de duistere wanden van zijn ellende, als een bergbeklimmer op zoek naar houvast op een massieve muur richting de top. Een top die niet eens het doel was: niveau maaiveld bereiken was al voldoende. Een fatsoenlijk en gestructureerd bestaan voor en met zijn gezin.

En ondanks die eenvoud ontstond er in mijn hoofd een bijna messiaans beeld van een man die in de duisterste duisternis het licht zag en zichzelf louterde met zwaar werk als lasser en pijpfitter. Een man met een missie, die op verbeten manier werkte aan Johan 2.0. Iedereen zat in de keet, schuilend voor de regen, maar Johan bikkelde door, beulde zijn lichaam om de schande uit te wissen waar hij alleen verantwoordelijkheid voor droeg. Een soort van boetedoening op weg naar een nieuw en gezuiverd bestaan.

Nedergedaald ter helle, maar ten derde dage wederom opgestaan uit den dode, dat idee.

En toen zag ik Van der Velde ergens op televisie tijdens een koers waar hij iets over mocht vertellen. Mijn messiaanse beeld werd keihard aan stukken geslagen. In de microfoon sprak een – met alle respect – doodsimpele boer uit West-Brabant. Een kerel die vastgelopen was omdat hij meer talent bezat dan zijn hoofd en karakter konden dragen.

Mijn schuld, ik had hem namelijk verheven tot iets wat hij helemaal niet was, en waar hij zelf waarschijnlijk helemaal niets mee had . Van der Velde was geen Messias, maar een doodgoeie kerel die – ondanks zijn gevangenisstraf en het verdriet dat hij zijn gezin had aangedaan – geen vlieg ter wereld kwaad wilde doen. Een man met een hoge gunfactor ook.

Dat laatste bleek ook wel toen bekend werd dat Van der Velde volgend jaar de buschauffeur van de Roompot Wielerploeg gaat worden. De reactie op social media waren hartverwarmend en louter positief. En terecht!

Deze job is namelijk meer dan alleen een baantje in een bus bij een nieuwe wielerploeg. De titel buschauffeur moet worden gezien als een verlate, maar meer dan verdiende oeuvre-prijs voor het werk en leven van Johan van der Velde. Geen Messias, maar vast een steengoed buschauffeur.

Joost-Jan Kool