Roger WalkowiakRoger Walkowiak (geb. 1927) won de Tour de France van 1956 met een voorsprong van iets meer dan een minuut op Gilbert Bauvin. Publiek, media en menig collega toonden wel erg weinig respect, zagen hem als toevalswinnaar. De Fransman deed het gebrek aan erkenning veel verdriet; hij  stopte al in 1960 met wielrennen en ging later weer de fabriek in waar hij werkte voor hij renner werd. Daar stond hij dan, ex-Tourwinnaar. Het hoogste bereikt wat een wielrenner maar kon bereiken en willen.

Heel lang wilde Walkowiak niet spreken over zijn wielercarrière. Tragisch, hij won één Tour de France, dat is er één meer dan de meeste stervelingen, ik gok dat de meeste profrenners voor zijn erelijst zouden tekenen.

Nog steeds als een (klassements)renner in een rit een cadeautje van vele minuten krijgt, wordt gesproken over een ‘Walkowiakje’. Hoe terecht is dat?

In het binnenkort te verschijnen boek van Benjo Maso Nederland heeft de gele trui lezen we:

‘De eerste plaats ging naar Walkowiak, zoon van een Poolse vader en Franse moeder. Hij staat nog steeds bekend als een toevalswinnaar die van een lange ontsnapping wist te profiteren, maar dat doet hem geen recht. Hij won de Tour van 1956 om de simpele reden dat hij de beste was. In de bergen hoefde hij alleen een enkele keer Gaul, Ockers en Bahamontes te laten voorgaan, maar deze illustere klimmers hadden zich in de tien etappes van Reims naar de Pyreneeën gespaard. ‘Walko’ was daarentegen vijf maal in de beslissende ontsnapping actief en had de gele trui drie dagen moeten verdedigen. Zijn directe concurrenten in het algemeen klassement, Bauvin, Adriaenssens en Wagtmans, versloeg hij bovendien niet in het vlakke land, maar in de Alpen.’

Een paar korte vragen aan socioloog Benjo Maso, die lyrisch kan verhalen over alle Tours, maar zeker die van 1956.

Nog altijd wordt Walkowiak neergezet als zwakke renner. Deze week in De Telegraaf,  over de Tour van 1956: “Opnieuw

[verwezen wordt naar de Tour van 1954 – RV] is Wout Wagtmans de sterkste man in koers, maar moet hij door uitputting de eindzege laten aan de aanzienlijk minder getalenteerde Fransman Roger Walkowiak”.

Maso: ‘In  1956 was Wagtmans dus de sterkste en heeft alleen verloren door iets dat volledig toevallig was, uitputting. Wat een bof voor die zwakke Walkowiak dat hij er niet door besmet werd! En in 1954 werd onze Wout ook al door het uitputtingsvirus getroffen. Pure pech!’

Toch werd hij enkele dagen voor Parijs, al rijdend in het geel, nog steeds niet helemaal serieus genomen. Zo is het verhaal.

Maso: ‘Toen oud-renner Albert van Schendel een paar dagen voor het einde de Nederlanders in het stadion van Toulouse had begroet, had hij erop gewezen dat Walkowiak in de bergen niet moest worden onderschat. Louison Bobet kwam met dezelfde waarschuwing. Zijn mening was gefundeerd op zijn ervaringen in de Dauphiné Libéré van 1955. Hij had deze gewonnen, maar ‘Walko’ was tweede geworden en had hem tijdens de beklimming van de Laffrey in ernstige problemen gebracht. Dat Walkowiak niets aan zijn capaciteiten had ingeboet, bleek uit de beklimming van de Aubisque die alleen door Huot en Gaul sneller was afgelegd. Ook op de Izoard had hij maar een paar seconden op gerenommeerde ‘berggeiten’ als Bahamontes moeten prijsgeven. Dat waren duidelijke aanwijzingen, maar zowel in de Nederlandse als in de buitenlandse pers werd er vrijwel geen aandacht aan besteed. ‘Walko’ was immers een knecht, een waterdrager, en het leek onvoorstelbaar dat zo iemand de Tour kon winnen. De journalisten geloofden veel meer in Wagtmans, Bauvin, Defilippis, Bahamontes of zelfs in Ockers, ook al moest deze een achterstand van ruim 34 minuten overbruggen. Twee dagen voor het einde gokten de meeste journalisten op Bauvin of zelfs op Adriaenssens.”

Maar er waren toch veel renners beter dan Walkowiak. Althans, dat dachten ze.

Maso: ‘Inderdaad meende Darrigade dat hij de Tour had kunnen winnen als hij in de etappe naar Toulouse geen lekke band had gekregen en zelf had moeten repareren. Onzin natuurlijk. Stablinski dacht eveneens dat hij had kunnen winnen – als hij had mogen meedoen. Zo ook Defilippis en vele anderen om allerlei redenen. De reden was natuurlijk dat ze vonden: als Walko kan winnen, kan ik dat ook. Zijn overwinning is verdiend. Ik geef toe: ik ben een beetje een fan van Walkowiak, over wie erg veel onzin wordt geschreven. De Tour van 1956 is mijn favoriete Tour. Ik was een kleine jongen en volgde alles.’

Beelden van deze Tour

 

benjomasoNederland heeft de gele trui – over wielrennen in de lage landen
Benjo Maso
Atlas-Contact, 2015
441 pagina’s
€ 24,99

Renzo Verwer
Laatste berichten van Renzo Verwer (alles zien)