Het is een druilerige dag. Drie jaar geleden en ergens begin mei. Rabobank-topper Thomas Dekker blaast zich onverwachts volledig op tijdens de koninginnenrit van de Ronde van Romandië. De Noord-Hollander rijdt stapvoets de slotklim op en besluit bij het passeren van de team-touringcar eieren voor zijn geld te kiezen. Met een geveinsde glimlach en het overbekende horizontale gebaar langs de keel stapt de titelverdediger uit de lastige Zwitserse rondrit. Kapot en helemaal leeggereden na een slopend voorjaar knijpt Dekker in de remmen. Saillant detail: hij staat op dat moment tweede in het algemeen klassement.

Zonder het zelf te beseffen luidt Dekker op die bewuste kuitenbijter zijn persoonlijke en sportieve ondergang in. Tot dat moment is hij de flamboyante klasbak, die in designerkleren rondparadeert, maar ondertussen wel een flinke erelijst optekent. Een guitige jonge gast die in een snelle wagen én op een racefiets scheurt. Een kleurrijke coureur, die schijt heeft aan de wereld en wat anderen van hem vinden. Echte kampioenen zijn nu eenmaal rare lui. O wat was wielerminnend Nederland blij dat er een renner was opgestaan met de bluf van Armstrong en het talent van Ullrich. Een godenzoon uit de Westfriese polder. Met twee klikken uit de pedalen en een slecht getimed lachje was het voorbij. De media, de vele wielervolgers en zelfs zijn ploegleiders zijn het plots roerend eens: Dekker is een verwende kwast, die zijn vak niet serieus neemt.

Thomas Dekker

Thomas Dekker

Maandag zond de EO de documentaire ‘Niemand kent mij’ uit. Een intrigerend portret over een in verval geraakte sportman, die sinds zijn dopingzonden sponsorloos door de Brabantse Kempen toert, faalt tijdens inspanningstesten bij een potentiële werkgever en bij de minste kritiek in de brand vliegt. Toegegeven: het is inderdaad buitengewoon moeilijk om tijdens deze film sympathie te krijgen voor dat pedante gastje, die op de fiets geen zak klaarmaakt, maar wel met een architect een fikse renovatie aan zijn peperdure landhuis in het Belgische Lommel bespreekt.

De documentaire geeft echter een vertekend en vooral eenzijdig beeld van de mens Thomas Dekker. Hij is aangeschoten wild, maar wil zich niet in die rol schikken. En dat geeft wrijving en opgekropte frustratie. Je ziet hem tijdens de inquisitie-achtige vragen op zijn tanden bijten en machteloos het hoofd wegdraaien. Wat hem daarbij vooral nekt is de dodelijke combinatie van uiterlijk vertoon en innerlijke onzekerheid. Doorgaans worden dit soort types namelijk simpelweg betiteld als arrogant. Filmmaker Geertjan Lassche trekt tegen het einde van zijn eigen documentaire opvallend genoeg zelf de juiste eindconclusie: er is bij Dekker een duidelijk verschil tussen zijn imago en zijn identiteit. Daarvan loskomen is nagenoeg onmogelijk. Want wie denkt er bij het zien van Rob Oudkerk immers ook niet direct aan het woord hoerenloper?

Uiteindelijk heeft niet een positieve epotest Dekker de das om gedaan, maar de negatieve beeldvorming die hem al jaren achtervolgde. Toppers als Joop Zoetemelk en  Gert-Jan Theunisse werden zelfs meerdere malen op doping gepakt, alleen hielden zij altijd de publieke opinie aan hun kant. ‘Ze hebben Jopie geflikt’, werd er luidkeels geroepen. Bij Dekker stonden de pek en veren al ruim voor zijn miskleun klaar. De dopingzaak was immers een keiharde stok om mee te slaan. Eindelijk kon de wielerwereld afrekenen met dat verziekte pappa’s kindje, dat zelfs zijn eigen glas fris nog niet in wil schenken en in veel te dure auto’s rijdt. Pure kinnesinne van een conservatieve gemeenschap vol simpele zielen en ‘doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg-types’. Thomas Dekker heeft fouten gemaakt in zijn wielercarrière, dat is zeker waar. Maar vergelijk het met een automobilist die wordt aangehouden omdat hij te hard heeft gereden, terwijl er op hetzelfde moment constant wagens met dezelfde snelheid voorbijflitsen. Het gevoel van willekeur is onverdraaglijk. Dekker is vooral boos om die onrechtvaardigheid en dat is absoluut begrijpelijk.

Diep van binnen wil hij graag het ware verhaal vertellen, maar hij beseft dat hij in een catch 22-situatie is beland. De ongezouten waarheid zou eindelijk schoon schip in zijn geest en naar de sceptische buitenwereld maken, maar ook de deur naar de professionele wielersport definitief in het slot werpen. Dus doet Dekker wat wenselijk is. Open kaart spelen, maar dan tot op veilige hoogte en dat voelt niet lekker. Niemand zal er ooit achter komen waarom Rabobank en hij het op een ontslagdealtje hebben gegooid,  toen zijn verdachte bloedwaarden plotseling op straat lagen. Niemand zal ooit weten in hoeverre jonge renners door louche figuren en medische charlatans worden gemanipuleerd om doping aan te schaffen. Want ja, prestatiebevorderende middelen zijn zeer lucratieve handelswaar. Nee, Dekker moet zwijgen en dat doet hem nog het meeste pijn. De flapuit, die de waarheid niet mag en kan verkondigen om het grote geheel en zijn eigen toekomst te beschermen. Je zou om minder paranoïde worden. Blijkbaar kent inderdaad niemand Thomas Dekker echt.

John den Braber
Laatste berichten van John den Braber (alles zien)