Toen ik de liefde voor de koers in het algemeen en de Tour in het bijzonder opvatte, was ik een jaar of acht. De koers lezen kon ik niet en waar de prioriteiten lagen begreep ik nog niet zo goed. Zo interesseerde de gele trui me niet zo veel. Na een vlakke etappe kreeg iemand, die je vaak de hele dag niet had gezien, dat ding aangetrokken. De rode trui daarentegen fascineerde me mateloos. De renner die de rode trui droeg sprintte meerdere keren per dag op leven en dood om punten te verdienen bij de tussensprints. En wat geweldig hielp om sympathie te hebben voor de rode truidrager: het was nogal eens een Nederlander.

Dat de rode trui één van de kleinste prijzen van de Tour was, ontging me. Natuurlijk, je had ook nog de gele en de groene pet (voor de beste ploeg in de algemene en de puntenrangschikking). En de lapjestrui voor de leider van het combinatieklassement, maar daar ging tenminste altijd een grote renner, veelal onbedoeld, mee aan de haal. De rode trui bleek een enkele keer bijvangst voor een sprinter die met de groene trui bezig was. Maar meestal werd de strijd om de rode trui gegund aan renners die op geen enkele wijze aanspraak zouden maken op die groene trui. Of op welke prijs dan ook. Het zou me niet eens verbazen als er renners zijn geweest die de rode trui droegen omdat ze mee moesten sprinten, zodat de echte sprinters zich niet met de tussensprints hoefden te bemoeien.

Hij heeft maar zeven jaar bestaan, die rode trui. In die zeven jaar werd de trui tweemaal gewonnen door een renner die ook de groene trui won, namelijk Sean Kelly. Jozef Lieckens won hem en was ook een begenadigd sprinter (al komt hij in dat jaar niet voor in het klassement voor de groene trui). Maar in het algemeen waren het de betere anti-helden die ermee aan de haal ging. Jacques Hanegraaf in 1984, Gerrit Solleveld in 1986, Gilbert Duclos Lasalle in 1987 en Frans Maassen in 1988. Het stond ze goed, dat rood. Het zou één van hun grootste overwinningen blijken.

Het mooist zijn echter de herinneringen aan de renners die ervan droomden de rode trui te mogen dragen. Renners voor wie de rode trui de enig bereikbare prijs was in de Tour. Er heeft zich in mijn geheugen een foto genesteld, ik kan hem jammer genoeg nergens meer vinden en ik hoop maar dat mijn herinneringen me niet bedriegen, van een jonge John Talen. In één van de eerste etappes van de Tour heeft hij de rode trui in zijn bezit gekregen. Nu ligt het kleinood over zijn bed gedrapeerd en gezeten op de rand streelt hij de stof, als een verliefde jongen zijn meisje. Het zou me niet verbazen als hij die nacht niet heeft geslapen, maar ademloos naar zijn trui heeft liggen kijken. Het is eeuwig zonde dat renners als Talen niet meer naar de rode trui kunnen verlangen.

André Schaminée