‘Over de helft zijn’ is voor mij op elke beklimming een belangrijke psychologische grens. Het betekent dat je qua afstand het meeste gehad hebt en je feitelijk niet meer terug kunt. Je gaat de top halen, hoe dan ook. Soms betekent ‘over de helft zijn’ dat het zwaarste leed geleden is, maar niet op de Stelvio. De tweede helft van deze reus is merkbaar steiler dan de eerste helft. Het komt meer aan op wilskracht dan op souplesse. Bij goede renners, althans. Bij mij kwam het al aan op wilskracht toen ik in mijn pedaal klikte. Souplesse heb ik alleen thuis, waar het vlak is. En misschien in de afdaling.
IMG_0944

Het bos op de Stelvio is fraai en ruikt lekker. Dat de herfst nadert, is hier nog niet te merken. Zweetdruppels vallen met enige regelmaat op het frame van de Allez, dat me zo prachtig tegemoet blinkt. Wat heb ik een mooie tijd gehad op deze fiets. Een zeer exclusief machien, dat tegemoet komt aan al mijn wensen. Gehouwen uit aluminium kan hij de strijd met de carbon-supersterren moeiteloos aan. Licht, scherp, comfortabel. Die drie dingen komen vandaag allemaal van pas. Voor nu ben ik bijzonder blij met het gewicht van de fiets, elke gram is er een teveel op deze berg. Zelfs met volle bidons rijden voelt als verraad.

Het bos begint dunner te worden. Terwijl ik onverstoorbaar mijn benen laat draaien, merk ik dat ik een nieuwe fase van de klim aan het naderen ben. Het valt me op hoe stil het soms is. Als ik even niet ingehaald word door een motor, hoor ik niets anders dan mijn eigen gepuf en het kwetteren van aanwezige dieren. Maar dit is de Stelvio. Sinds Top Gear deze weg bestempelde als ‘Europe’s best driving road’, trekt het hordes gemotoriseerd volk. In de zomer schijnt het een drama te zijn, veel te druk. Maar nu in september is het prima te doen. Natuurlijk, er rijden genoeg auto’s, motoren en zelfs bussen tegen de berg op, maar ik voel me geen moment gehinderd.

Het bos wordt echt dunner, hoor. Links van me heb ik nu een fantastisch uitzicht over het intimiderend fraaie dal. Hier en daar is er wat sneeuw op de toppen van de bergen te zien. Ik kan amper geloven dat ik hier ben, dat ik hier tegen één van de meest tot de verbeelding sprekende bergen aan het opfietsen ben. De haarspeldbochten zijn even achter de rug, wat betekent dat ik richting de ultieme ontknoping aan het rijden ben. Ik besef dat het goed gaat en glimlach. Ik voel me fantastisch en ga op de pedalen staan. Na twee omwentelingen grijpen mijn hersenen in. Laat dat. Zitten blijven en hetzelfde tempo houden.

FullSizeRenderIk neem een flauwe rechterbocht. Direct erna zie ik de top. Ik vertel het mezelf hardop. “Dat is de top”, mompel ik. Het geeft een bijzonder dubbel gevoel, want hoewel het einde letterlijk in zicht is, zie ik ook wat er nog komen gaat. Het is de finale. Een schier oneindige verzameling haarspeldbochten, hét visitekaartje van deze klim. Stijgingspercentages die flirten met de tien procent, het houdt pas op als je boven bent.

De haarspeldbochten hebben één voordeel: ze zijn genummerd, wat betekent dat je kan aftellen, iets wat ik al sinds de eerste bocht doe. Direct na elke bocht heb ik een kort moment waarop het trappen even vanzelf lijkt te gaan, maar daarna begint direct weer het overleven. Wat is dit een verschrikking, maar tegelijk het mooiste wat ik ooit op een fiets heb mogen doen.

Ik denk terug aan de eerste keer dat ik op een racefiets plaatsnam, jaren geleden. Twintig kilo te zwaar, niet gelukkig met wie ik was geworden. Ik denk terug aan hoe ik op m’n bek ging in mijn allereerste rit, hoe ik me voelde toen ik thuis kwam. Ik denk terug aan hoe mijn leven veranderde door de fiets, hoe ik beter in mijn vel kwam te zitten, hoe ik meer over mezelf leerde en hoe ik wilde zijn als mens. En hoe dat resulteerde in het vinden van die geweldige vrouw, die nu op de top staat te wachten op haar vriend, die nog een paar kilometer heeft te gaan.

Die af zit te tellen, maar eigenlijk niet wil dat er een einde aan komt.

Motoren halen me in, ik glip tussen een moeizaam stekende bus en wat wachtend verkeer. Een groep mannen met hetzelfde wielershirt hijst zich omhoog voor de laatste loodjes. Ik haal ze allemaal in. Op de grond staan de afstanden tot de top vermeld. Vijf kilometer wordt vier, wordt drie, wordt twee…

IMG_3355Ik ben in de laatste kilometer, ik mag zometeen mijn laatste haarspeldbocht nemen. Ik schiet onbedoeld vol bij het nemen ervan. Nu nog een recht stuk naar boven en het is gelukt. Ik schakel op en ga staan. Het maakt nu allemaal niet meer uit. Mensen juichen me toe. Motorrijders, die hier al een tijdje staan. Ik trek door tot de top, tot de souvenirwinkels en de standjes waar worst en zuurkool wordt verkocht. En dan knijp ik, voor het eerst in twee uur en twintig minuten, in de remmen.

Mijn vriendin trekt me snel een warm vest aan en ik val voorover op het stuur. Ik huil van uitputting en ontroering. Het is hoorbaar en dat wil ik niet. Maar ik kan er niks meer aan doen.

Ik ben boven.

Kort na de beklimming belde ik met Thomas De Gendt. Als renner van Vacansoleil-DCM won hij in 2012 de koninginnenrit in de Giro, die eindigde op de Stelvio. Thomas houdt van deze berg en is er nog steeds met regelmaat te vinden. “In 2006 beklom ik hem voor het eerst, toen als belofte”, vertelde hij. Sindsdien heeft hij de pas ontelbare keren bedwongen. “Maar ik denk niet dat hij ooit mee zal vallen. Het is echt een hele zware klim. Als je hem vanuit Prato beklimt, zit wat mij betreft het zwaarste stuk op zo’n zes kilometer van de top. Je zit dan op een lang recht stuk en de top lijkt heel dichtbij, je kan hem zien.”

“Ik denk nog vaak terug aan die overwinning in de Giro. Het was mijn mooiste zege en altijd als ik weer boven kom, gaan mijn gedachten terug naar toen. Verder heb je als wielrenner weinig tijd om te genieten; als je omhoog rijdt ben je altijd keihard bezig met cijfertjes. Maar eenmaal boven is het uitzicht altijd prachtig. Ik hou ook van die kraampjes die er staan, ik vind het echt wat hebben.”

IMG_3360Bij één van die kraampjes koop ik, eenmaal op adem, een wielershirt met het woord ‘Stelvio’ erop. Geen idee of ik het ooit echt ga dragen, maar ik kan niet weg zonder een tastbaar souvenir. Na een broodje sauerkraut met würst begint de kou vat op mijn lichaam te krijgen. Het is tijd om naar beneden te gaan. Ik trek een winterjas aan, klik in mijn pedalen en rol de Allez richting de afgrond. Het dalen zal geen probleem zijn, zo moeizaam als ik klim, zo soepel verlopen mijn afdalingen. Hier haal ik niet alleen fietsers, maar ook motoren en auto’s in. Dit kan ik.

De afdaling verloopt zoals verwacht; soepel en snel. Ik zoef lachend voorbij fietsers die met de hand op de rem naar beneden kruipen en ik heb geen idee waar deze kunde vandaan komt. De angst leek enkel gereserveerd voor de zwaarte van de klim en nu deze is overwonnen, is er geen reden meer om bang te zijn. Daar komt bij dat de Allez zich zonder ook maar één weerwoord in de bochten laat gooien. De haarspeldbochten leveren soms wat kramp op in de handen, maar eenmaal van de ketting, zijn fiets en berijder één. Het eerste wat telt in een snelle afdaling, is vertrouwen. Vertrouwen in je eigen kunnen en vertrouwen in je materiaal. Beide is ruimschoots aanwezig, al kijk ik niet op de Garmin. Beneden zien we wel hoe hard het ging. Als het veilig is zwiep ik langs auto’s en dender ik langs medefietsers. Gierend van de pret, ineengedoken, zoals ze doen op televisie. Op een gegeven moment gun ik mezelf een momentje op de buis. Net als Sagan. De computer zou achteraf zeggen dat ik op dat moment meer dan negentig per uur reed. Wellicht ging de Garmin mee in mijn enthousiasme, wellicht kloppen de cijfers. Hoe dan ook: Het gaat hard en ik voel me geweldig.

Eenmaal beneden zit het avontuur erop. Ik stap af en zet mijn fiets tegen de auto. Ik geef hem een klopje op het zadel. Dit was ons avontuur, fiets. En wat hebben we het goed gehad.

Ivo Pakvis
Twitter
Laatste berichten van Ivo Pakvis (alles zien)