Totempalen. Links van me staat een huisje, met op het erf een enorme verzameling totempalen. Ik kauw op het woord. Totempalen. Had ik vroeger nooit de Donald Duck gelezen, dan had ik een stuk later kennisgemaakt met het woord ’totempalen’. Niet nu. Ik was klaar voor dit moment. Directe herkenning. Hiawatha. Hij had een totempaal. Althans, zijn vader. Wat dwalen mijn gedachten af. Ik ben amper begonnen aan de langste en zwaarste klim uit mijn fietsende leven en ik denk al aan Hiawatha. Dat is te vroeg. De Stelvio duurt nog 24 kilometer. Ik kan mijn hele leven overdenken in die 24 kilometer.
IMG_3367

De Passo dello Stelvio, of Stilfser Joch, zoals men lokaal zegt, is 2.757 meter hoog en de bezitter van de op één na hoogste asfaltweg in de Alpen. De enige weg die nog nét ietsje hoger ligt, bevindt zich op de Franse Col de l’Iseran. De Stelvio is echter een tandje legendarischer dan de Col de l’Iseran en is meer dan eens het toneel geweest van een heroïsche Giro-etappe. Vanuit het dorpje Prato gaat de berg gemiddeld met 7,4 procent omhoog en duurt hij net iets langer dan 24 kilometer. Buitencategorie, noemen wielerliefhebbers dat. Een pelgrimstocht voor menig fietser. En de plek waar ik aan het begin van het jaar een rood cirkeltje op de landkaart omheen zette. Daar, de Stelvio. Daar ging ik deze zomer tegenop. Ik, het strijkijzer.

Mijn voorbereiding was redelijk. Een knieblessure had in de lente behoorlijk wat roet in het eten gegooid, maar op mijn speciaal voor deze trip geleende Specialized S-Works Allez fietste ik al snel door de pijn heen en kon ik de kilometers maken die me een fatsoenlijke inhoud zouden verschaffen. Echter: vrijwel al deze kilometers waren vlak. De agenda stond geen voorafgaande Vogezentrip toe, of een korte stunt op Mallorca. Verticale training bleef beperkt tot een Gronings viaductje, of een smerig vals plat weggetje in Drenthe. De twijfel over mijn kunnen was dan ook bovengemiddeld aanwezig toen ik in Prato uit de auto stapte, om vervolgens naar boven te rijden.

Ik ben inmiddels één kilometer onderweg en moet sneller terugschakelen dan ik zou willen. Ik wilde nog zeker twee pijnstillers overhouden voor als ik straks uit het bos kom en die verdomde spaghetti van asfalt moet bedwingen, maar op de één of andere manier deed de afgelopen kilometer ontzettend veel pijn. Het zal de schok zijn, de schok van het plotselinge klimmen. Het lichaam is daar niet zo van, van plotselinge veranderingen. Dat was vroeger in de gymzaal al zo. Inspanningsastma zorgde ervoor dat ik bij het warmlopen al krom stond van de ademnood, tot groot chagrijn van de gymleraar. Die had, in zijn trainingspak en met die stomme fluit om z’n nek, geen begrip voor een astmatische puber. Hij zag gewoon iemand die niet z’n best leek te doen.

IMG_3363Ik dwaal enorm af. Rechts van me stroomt een beekje. Bergaf natuurlijk. Ik kijk op m’n Garmin. Toch ruim boven de tien kilometer per uur. Het mag dan pijn doen, het tempo is dik in orde. Terwijl ik besluit om de snelheidsmeter te vervangen voor het landkaartje, hoor ik het onmiskenbare geluid van een Hele Dure Auto. Ik kijk op en herken onmiddelijk een Mercedes SLS, die me op hoge snelheid tegemoet komt. God ja, als ik zo’n auto had, was ik hier ook wel naartoe gereden. Top Gear noemde deze weg in 2008 de beste ‘driving road’ van Europa. Ga er dan maar eens niet heen.

Het doet pijn. Het klimmen doet fysiek pijn. Ik hijg me nu al volledig kapot en ik vind er geen ene reet aan. Ik wil niet meer kijken op m’n computer, ik wil niet weten hoe ver het nog is. Het zal tegenvallen. Verderop loopt een dame over de weg. Wat ik zie bevalt me, zelfs nu waardeer ik vrouwelijk schoon. Dichterbij gekomen zie ik waarom: het is mijn vriendin. Ze is vooruit gereden en moedigt me aan. Al foto’s makend werpt ze me verbale moraal toe. Ik passeer wat huisjes en hoor geklingel zoals in de Almhof-reclame. Links van me zie ik waarom. Koeien met een bel om de nek. Wat een clichébeeld. Wat een stomme beesten.

Leuk weetje: vanuit Prato telt de beklimming van de Stelvio 48 haarspeldbochten. En ik ben me er veel te bewust van dat ik de eerste nog moet zien. Ik kijk naar beneden en zie de glinstering van mijn frame. Het moet gezegd: ik sterf wel in stijl. Het naakte aluminium van de Allez is iets wat me vanaf de eerste meters al aansprak. Op deze fiets wil je jezelf maar wat graag zien als je voorbij een etalageruit rijdt en dat is belangrijk. Niemand rijdt graag op een fiets met een, laten we zeggen, moeizaam voorkomen. En Specialized heeft maar al te goed begrepen hoe een fraaie fiets eruit dient te zien. In mijn Gronings/Drentse trainingsritten werd ik meer dan eens aangesproken door enthousiastelingen. Niet dat ik daar nu veel aan heb, maar het helpt. Er goed uit zien telt voor minstens tien watt.

IMG_3362De eerste haarspeldbocht. Op het bordje lees ik een spottend nummertje 48. De berg lacht me uit. Direct erna de tweede, nummer 47. In dit tempo ben ik zo boven, maar de weg strekt zich weer recht voor me uit. Het is gek, maar na die twee haarspeldbochten lijkt het wat beter te gaan. Ik ga misschien niet harder, maar het lichaam schikt zich in zijn huidige rol. Het vecht minder. Het hoofd vecht ook minder, moet ik zeggen. Een kilometer geleden ergerde ik me nog dood aan een klingelende koe, maar inmiddels begin ik het landschap te waarderen. En kijk, daar staat m’n vriendin weer. Nieuwe foto, nieuwe aanmoediging en we zijn weer alleen. In de verte doemt een dorpje op. Trafoi. Ik weet het, ik had het gezien op de kaart.

Wacht even. Wacht heel even. Zijn dat twee fietsers voor me? Ik rij hier de hele tijd al alleen en ik ben niet ingehaald. Ga ik hier nu echt twee fietsers inhalen? Gaat Ivo Pakvis, het Noordelijke strijkijzer, nu echt iemand inhalen op de Stelvio? En niet één, maar twee iemanden? Verdomd. Ik ga een stel inhalen. Ik krijg er pardoes een shot adrenaline van. Ik ga op de pedalen staan. Waarom in godsnaam? Wat ben ik aan het doen? Ik plof terug in het zadel en vind mijn cadans terug. Ik passeer het duo, een ouder stel dat de berg letterlijk op lijkt te kruipen. Ik groet ze en wens ze succes. Ik zie ze kijken. Wat ziet die jongen er fris uit! Wat een beest moet dat zijn. Wij erkennen hier nu onze meerdere in hem. Leve hem.

Leve mij. Ik haalde zojuist twee iemanden in op de Stelvio. En kijk, daar zijn de haarspeldbochten 46 en 45 ook al. En het bos. Oh god, ik ga het bos in. Vanaf hier wordt het steiler, zwaarder en blijft het zo tot de top. Ergens in dat bos gaat het percentage van een steady 5 tot 6 procent naar een 7, 8 en 9 procent. Waarom heb ik dat opgezocht, waarom wilde ik me niet gewoon laten verrassen?

Ik snap er helemaal niks van. Het gaat beter. Hoe steiler het wordt, hoe lekkerder het lijkt te gaan. Ik durf zelfs te stellen dat ik aan het genieten ben. De hairpins volgen elkaar wat sneller op en ik maak er een gewoonte van om de nummers hardop te noemen. “Nummer 41, bijna in de dertig”, vertel ik mezelf. Ik schrik me dood als ik ineens gezelschap blijk te hebben. Een Duitser. Gutentag, mompel ik. Hij wijst op het muurtje in de bocht, we zijn op 1.700 meter hoogte. Pardon? 1.700 meter? Dat schiet op! “Nog tien kilometer te gaan, allemaal zoals dit”, zegt de Duitser, die de Stelvio voor de derde keer beklimt. “Ich soll dich gehen lassen”, gok ik de naamval. Hij klimt beter dan ik, maar wat maakt het uit. Ik ben over de helft!

Deel 2 volgt op woensdag.

Ivo Pakvis
Twitter
Laatste berichten van Ivo Pakvis (alles zien)