pelpindasNa de dopingwinter nam ik mij voor geen koersen meer te kijken. Nu was ik nooit iemand die de wielerkalender uit mijn hoofd kende. Ik miste meestal wel eens een voorjaarsklassieker of twee. En dan baalde ik als dat een mooie strijd met een terechte winnaar was geweest. Als ik wel keek, zorgde ik dat ik pas ging zitten als er nog een uur koers over was, ik popte een grolschje open en pelde wat nootjes (niet die van de Plus, maar van de AH). Ik ergerde me net niet teveel aan de commentatoren en genoot van het tactische spel, met of zonder oortjes. Ik had mij weleens eerder voorgenomen iets niet meer te doen. Zo kijk ik sinds een jaar of drie geen Avondetappe meer, simpelweg omdat de ergernis de overhand nam boven het plezier. Als ik dan af en toe nog eens een flard voorbij zie komen, word ik meestal gesterkt in mijn eerdere besluit. Geen afkickverschijnselen dus. Het geeft juist een fijn gevoel niet meer dat nostalgische geblaat aan te hoeven horen. Wil ik nostalgie, lees ik wel een goed verhaal, mijmer ik over het verleden of zet ik simpelweg een lp van – pak ‘m beet Jackson Browne op (by the way, Smeets maakt in dit genre een door mij gewaardeerde radioshow).

Wat betreft het niet-volgen van de koersen, kreeg ik het in de aanloop naar de Tour wel moeilijker. De voorbeschouwingen verschenen, enkele kanshebbers vielen af en de Blanco-jongens verschoten van kleur. En dan het aantal Nederlandse renners – wat een berg! Als dat geen vuurwerk op ging leveren.

Toch kostte het mij weinig moeite niet te kijken die eerste week. Ik werd daarbij geholpen door mijn innerlijke seizoensklok die fors achterliep door de lang aanhoudende kou in het voorjaar. Bovendien had mijn dochter nog drie weken school. En de Tour associeer ik met zomervakantie en daar waren we simpelweg nog niet aan toe. Desondanks spiekte ik wel na het avondeten even op nusport.nl om te zien dat de sprinters de vlakke ritten wonnen en ik dus weinig miste. De neiging om ‘s middags radio1, npo1 of nos.nl/sport op te zoeken, onderdrukte ik met een kille herinnering aan de afgelopen winter. Want ik voelde mij bedrogen door gedrogeerde renners, die jaren lang hadden ontkend. En door niet-doorvragende journalisten, door bobo’s en sponsors met bomvolle doofpotten. Door ploegleiders, artsen en vooral door officials die beweerden dat hun controles werkten en dat er een nieuwe ‘cleane’ tijd was aangebroken.

En toen stonden Mollema en Ten Dam ineens in de top 10. Ineens, want ik had ’s middags niets gezien. Ging daar toch iets kriebelen vanbinnen? Zou ik even de samenvatting kijken? Hoe laat is dat eigenlijk? Een uur geleden. Shit! Nee, ‘t is maar goed ook. Voor je het weet zit ik er weer middenin, waar blijf je dan met je principes. Want ik had gejuicht toen Boogerd zijn ketting om zijn nek kuste. Natuurlijk had ik gejuicht. En dat plezier schiet nog steeds een beetje door me heen als ik het in de herhaling zie. En – hoe arrogant ik ‘m ook vond – ik had geloofd dat Armstrong clean gewonnen had. Hij was immers niet gepakt en het vaakst gecontroleerd. Zijn eigenlijk diegenen die verantwoordelijk waren voor die niet-werkende-controles al ontslagen?

Deze gedachten hielden mij met gemak van de tv vandaan in de middagen die volgden, al zag ik (ook aan de mooie stukken op dit blog) dat de koorts toenam. Ik misgun niemand zijn onschuldige plezier, zie nog steeds dat wielrennen veel meer is dan doping en veel meer zelfs dan de wedstrijd op zich. Ik kan zelfs geloven in de onschuld van de renners die nu in Frankrijk rijden. Echter wel met een dikke MAAR; onschuldig tot het tegendeel bewezen is. En het verleden leert ons dat er ook na deze Tour afvallers zullen zijn – namen door te strepen zijn. Misschien over een week al, maar waarschijnlijker pas over enkele jaren.

Vrijdagnacht: ik kom laat thuis en zet de tv nog even aan om de tv nog even aan te zetten als je ‘s avonds laat thuis komt en nog niet kan slapen. Ik ben onder invloed van een boel adrenaline nadat ik eerder die avond voor het eerst een radioprogramma heb gepresenteerd. Ik stuiter nog na en zie ze nu fietsen. Daar gaan ze: Belkinezen in de wind, Valverde valt verder weg in het klassement. Smeets vat de waaieretappe samen. Dat kan hij. Over beelden heen lullen. Dan duiken er ineens groene wezens op met bandana’s over hun ogen en stokken in hun poten. De zon schiet door de gordijnen heen. Mijn dochter zit naast me op de bank. Teenage Mutant Heroes springen door het beeld.

Ik vergeef het mezelf, maar toch knaagt er iets. Zou het dan toch gaan lukken met die Nederlanders? Ik check de uitslag en zie dat ik niet gedroomd heb.

Zondagmiddag 14 juli: ik ben radio6 zat – prachtig al die verslaggeving vanaf een geweldig North Sea Jazz Festival, maar het benadrukt enkel dat ik al die optredens aan het missen ben. Mijn onderbewuste moet geconstateerd hebben dat het ondertussen na tweeën was en schakelt over op radio1. Dione de Graaff kondigt de Tourartiest af en maakt een schakeling naar een verslag van een wedstrijd gemotoriseerd hardrijden, geen idee of het om 2 of 4 wielen gaat. Heerlijk toch dat er sporten bestaan die je bij voorbaat geheel links kunt laten liggen. Wat is desinteresse toch een heldere en fijne manier om tijd te winnen. Dan is het toch echt tijd voor mijn eerste Tourflits van dit jaar. Het voelt niet als een zonde, maar heb wel gemengde gevoelens als ik De Graaff vol enthousiasme haar luisteraars moed hoor inspreken met een ondertussen vleesgeworden Tourcliché: ‘zou het dan eindelijk sinds Weening weer eens gaan lukken voor een Nederlander?’ Gio Lippens vertelt vervolgens in dezelfde hoopgevend bedoelde bewoordingen dat Wout Poels nog steeds een fikse voorsprong heeft op weg naar de Mont Ventoux.

Ik trek mijn hardloopschoenen aan en ren het huis uit, richting strand om mijn hoofd te legen. Hoop, romantiek, nostalgie, gevechten, moestuintje hier, zoon-van daar, tactiek, winst en verlies. Alles lijkt nog aanwezig en we draaien nog een Frans plaatje van vroeger en vragen een oud-renner naar zijn ervaringen in een ver verleden. Tourkoorts is een oude ziekte, maar als die oploopt, hoort daar dan ook ijlen bij? Cynisme is geen fijne vriend, maar hij is mij wel dicht genaderd dezer dagen. Is het wielrennen een sprookje waar je in moet geloven om erin mee te gaan en ben ik eruit gestapt? Ik neem een kortere weg uit de duinen terug naar huis. Zal ik het gewoon op de proef stellen? Met die Wou, Bau en Lau en die Mont Ventoux is het de perfecte dag om het wielrennen te testen: kan ik weer terug het sprookje in of had ik gelijk? In mijn mini-bio onderaan de stukken op dit blog liet ik opnemen dat ik de hele wielerwereld een lesje zou leren door dit jaar niet te kijken. Voor straf. Hadden ze er wat van geleerd, nu ik ze twee weken genegeerd had? Of was het vooral voor mezelf een straf…

Ik ren door de Fahrenheitstraat en stop bij de Plus, haal een sixpack (mocht ik terug het sprookje induiken, kon ik een paar dagen vooruit) en een zak apennootjes. Thuis gooi ik mijn schoenen op het balkon en strek mijn benen uit op de bank. De twijfel is weg, ik ga dit doen. De koorts is alsnog gekomen – al is het in milde vorm. Ze moeten nog 25 kilometer, zijn bijna bij de voet van de berg. Sagan maakt een wheelie, van Wout Poels is niet veel meer te zien. ‘Daar gaat Quintana. Kijk eens wat een gat die slaat’. Gesink, Ten Dam en Mollema zitten er nog bij. Mijn bier is nog koud, heerlijk. ‘Wat een wanhopige koppen. Niemand zit nog lekker deze Tour,’ aldus Ducrot. Gesink eraf. ‘Contador is verbeterd ten opzichte van tien dagen geleden.’ Ik pel nog een nootje. ‘En Froome is weg. Hoe hard gaat dit zeg?’ Pfff, echt waar. Komen jullie met dit commentaar? Ducrot: ‘Het lijkt net of-ie niet geleden heeft.’ Dijkstra: ‘On-ge-loof-lijk!’ Ik verslik me in een stukje pinda en moet terugdenken aan die Tours waarin de ‘ongelooflijk’s’ bijna dagelijks te horen waren. De dagen van de monsterontsnappingen van Virenque en de wonderbaarlijke wederopstandingen van Landis. Ondanks de kleurrijke renners op de kale berg, het biertje en de bank die lang genoeg is om mijn benen te laten rusten, is de cynicus terug en wil ik dit jaar niet belazerd worden (en dat pas over enkele jaren weten). Dus heeft deze test uitgewezen dat ik er niet meer tegen kan. En het ligt niet aan de commentatoren, die kunnen ook niet bij elke demarrage een urinetest naar het lab sturen. Het ligt ook niet aan de renners, die hebben het (met of zonder hulp) moeilijk genoeg met die percentages. Het ligt aan de pelpinda’s, die had ik niet bij de Plus moeten halen, maar bij de AH.

Ricco van Nierop