Hier is het laatste deel van de taxonomie. De nummers 20 t/m 5 (deel 1, deel 2, deel 3) waren reeds te lezen op dit medium. We besluiten vandaag met nummer 4 tot en met 1 –  of eigenlijk 0.

Dit is tevens de laatste kans dat u zichzelf herkent als wielerliefhebber. Geen nood, deze taxonomie is zo inclusief dat u in ieder geval niet ontkomt aan de een-na-laatste kenschets. Het hoogste is gereserveerd voor Hij die ons de idee van de koers schonk. Uit de idee werden het beeld en het woord geboren, waardoor ook de gewone sterveling toegang kreeg tot de koers. Dit laatste deel moet dan ook vooral gelezen worden als een eerbetoon aan de heilsprofeten (daarover is geen correspondentie mogelijk) onder de wielerfans. Maar niet voordat dit zenuwslopende vierluik is opgedragen aan Frédéric Amorison, renner van beroep.

4. De cineast

In den beginne was het beeld. Koers is om over te spreken, koers is om van te houden, koers is om te haten. Maar uiteindelijk is koers het vehikel van de esthetiek. De cineast is de enige die dat echt begrijpt. Hij weet de schoonheid van het wielrennen, van mensen rond en in de koers, van het materiaal en van renners zelf op onnavolgbare wijze vast te leggen. Hij bewijst de sport daarmee een grote dienst.

De cineast verbeeldt eerder en liever dan te duiden. Maar, als de geluiden zijn verstomd, als de laatste renner voorbij is gekomen, is de cineast niet te beroerd een vraag op te schrijven en – eenmaal doorgedrongen tot de directe entourage van een renner, die te stellen. De cineast is een liefhebber en criticus. En toch, het finale oordeel zal door hem nooit geveld worden. Want dat oordeel staat niet in dienst van het beeld.

Daar staat een oudere man. Hij strijkt met zijn hand langs de muren en blijft even staan. Hij is Roger de Vlaeminck, en hij gaat even op in zijn eigen verleden en dat van vele anderen. Hier en nu, weinig uitnodigend en kil. Toen bevolkt door kampioenen. De allergrootsten van hun eigen tijd. Zijn tijd. Gadegeslagen door de cineast geeft hij toe bang te zijn om te sterven.

Beeld zijt gij en als beeld zult gij wederkeren.

Favoriete fiets: Specialized Roubaix
Favoriete renner: de gefilmde renner
Signatuur: signatuur perverteert het beeld
Favoriet wielermedium: het scherm
Favoriete koers: de in beeld gebrachte
Citaat: ‘life through a lens.’

3. De montere cultuurpessimist

De montere cultuurpessimist is de tragische held. Hij is de antithese van de moralist, de zelfgekroonde winnaar. Hij is de liefhebber die ons leert hoe mooi de koers is en dat wielrenners mensen zijn. Hij laat ons lachen in plaats van huilen.  Maar de ontkennende cultuurpessimist is evenzeer kenner die, als dat moet, door zijn bikkelharde cynisme een dodelijk roofdier is. Zijn weerloze prooi is de goede zin. Hij is als een zachtaardige vader die plotseling, zijn door enthousiasme en onbevangenheid onoplettend geworden kind –maar ook zichzelf- zonder compassie confronteert met de snoeiharde waarheid: Wij zijn allemaal schuldig. Niet het wielrennen. Wij creëerden een monster dat nu het tot volle wasdom is gekomen zijn hol heeft verlaten. En, al sterft het wielrennen –door onze eigen hand- , we mogen tot de Heilige Sacramenten zijn toegediend blijven kijken. Het liefst met plezier.

Favoriete fiets: Bianchi.
Favoriete renner: de mooiste winnaar.
Signatuur: monter.
Wielermedium: de cultuurpessimist leest en kent alles. Onderscheid maken verblindt alleen maar. Anders De Muur.
Favoriete koers:  de cultuurpessimist maakt dus hierin ook geen onderscheid.
Citaat: ‘Gnothi seauton.’

2. De Vlaming

Tussen 1830 en 1839 werd het pleit beslecht. Eddy Merckx zou nooit een landgenoot worden om tot in de oneindigheid over te pochen. Ons neusje voor kansen, onze handelsgeest en schrander calvinisme ten spijt: Nederland scheidde zich af van België, dat de heilige graal behield.

Het was de vooruitziende blik van een West-Vlaamse keuterboer die de toon zette voor een andere scheiding: een scheiding der kuiten. Clais d’n Koers zei op een goede dag tegen zijn patron, een grote pluk vlas uit de grond trekkend: ‘Meneer, ge kunt mij nog meer vertellen met uw hogen hoed, maar Vlaanderen is meer dan vlas en cichorei. Dit land is voor lijden gemaakt, en voor winn’n. Maar hoe dat dan moet meneer, da weet ik nog niet’. De uitspraak van Clais verspreidde zich als een lopend vuurtje van Ieper tot Tongeren, van Turnhout tot Oudenaarde. En zo was iedereen boven Steenbergen veroordeeld tot Inge de Bruin, variété en Harry Mulisch.

Nu, we kunnen gerust aannemen dat deze Clais d’n Koers, meerdere keren vermeld in de Kronieken van het Vlaamse Wielrennen  als de geestelijk vader van de koers, persoonlijk verantwoordelijk is voor het feit dat er in Nederland nooit een renner geboren zou worden als Freddy Maertens. Om maar eens eentje te noemen.

Clais d’n Koers (rechts met pijp) en z’n broers.

Een Vlaeming weet altijd iets van de koers, ook als hij (nog) niet weet wat koers is. Dat was voor het ontstaan van de koers zo bij Clais, en dat is nog altijd zo. Vlaanderen IS de koers. Daar begrijpt men zonder omhaal de kwintessens van de koers nog. Als Briek Schotte uitlegt dat koersen eenvoudig is – ‘ge moet weten wanneer dat ge rap moet rijden, en ge moet vooral weten wanneer dat ge niet rap moe rijden’ –, dan knikt Vlaanderen instemmend. Als Johan Cruijff daarentegen uitlegt dat de verdediging  gelijk een ‘geitenkaas’ was, glimlacht de Nederlander meewarig. De Vlaming is het bewijs van de Hollandse zelfingenomenheid. Dat bewijs vindt uitdrukking in het aureool van bescheidenheid dat het beeldschone Vlaamse wielerjargon aankleeft.

Favoriete fiets: alle van Vlaamse bodem.
Favoriete renner: de Flandrien.
Wielermedium: Sporza.
Favoriete koers: Vlaanderens mooiste.
Signatuur: zie de paap.
Citaat: ‘Koersen, dat is afzien tot ge niet meer weet van welke parochie ge zijt.’ (Briek Schotte)

1. De negator

Ha! Daar hebben we u. De negator dat bent u! U ontkent vanzelfsprekend. Dat heeft nu eens niets van doen met doping. U – althans zij die deze rubriek lazen – weigert zich te herkennen in de ideaaltypes van deze taxonomie. En we moeten u teleurstellen. Die herkenning komt er niet. Dat kan vele oorzaken hebben. De meest voorkomende is onwetendheid: een ideaaltype bestaat niet werkelijk, maar verenigt enkele samenhangende eigenschappen om de werkelijkheid te kunnen ordenen. Warempel, u bent het niet werkelijk! Het is zoals met koopkrachtplaatjes. Niet ú verliest 16 procent aan koopkracht de komende jaren, maar een virtuele burger, gepoederd door De Telegraaf, die een beetje op u lijkt – of waarin u zich herkent.

Begrepen? Nog niet? Een tweede poging dan. De negator ontkent zijn gelijkenis met enig ideaaltype in deze taxonomie. Dat komt omdat u als trouw Het is koers!-lezer inmiddels een zekere verhevenheid hebt ontwikkeld als wielerfan. U leest – of schrijft – een wielerblog zonder winstoogmerk, met een sympathieke opzet: iedereen mag komen schrijven en lezen. U bent lid van de liefste wielergemeenschap ter wereld. Alle overige webactiviteiten zijn daarom kapitalistisch of uitdrukking van individueel gemier. De taxonomie handelt over een ander peloton. U bent immers niet de dogmaticus, de clown, de moralist, de patheticus. U bent Het is koers!

U mag dit best even op u in laten werken, want het is nogal wat in één keer. Lees je alle lagen van een taxonomie grondig door, ben je opeens een heel blog.

Ook al riep u wel eens ‘daar moet een piemel in’, ook al nam u uw medemens nogal eens de maat, ook al sloeg u wel eens een kruisje, een ideaaltype is aan u niet besteed. Ach en wee, riposteert schrijver dezes. Ziet hier! Via een omweg van ontkenning en verheffing is dan toch uw plaats in de taxonomie bepaald: u bent de negator.

0. De alwetende verteller

De hoogste trede van de taxonomie is geen ideaaltype; het is een enkeling. Pardon, dé enkeling. Het algemene is hier het particuliere, het gesublimeerd l’être suprême. Geen wielerlijst zonder: De Mart. De secularisering heeft weliswaar ingezet, maar een klein smaldeel bidt nog immer tot de ongenaakbare, de deïteit van de wielerfan. Tegenwoordig draagt De Mart zelfs een baard waardoor hij feitelijk zijn eigen profeet aan het worden is. Namen van renners (van iedereen eigenlijk) zijn relatief voor De Mart. Mart gééft hun namen, hij vraagt ze niet.

Mart ‘De Mart’ Smeets, anno 1988. Liet zich, onder andere, afleiden door wintersporten.

In Het Woord Marts liggen de heilsfeiten besloten. Het Woord maakt de koers, niet andersom. Il n’y a pas de hors-texte zei een geleerd discipel ooit. Wij zouden zeggen: er is niets buiten De Mart. Als De Mart niet spreekt, is er geen koers. Dat maakt De Mart meteen ook de sine qua non voor de wielerfan: zonder De Mart geen koers, zonder koers geen wielerfans, en dus zonder De Mart geen wielerfans. Wij zijn omdat De Mart is. De Mart betrekt alles op elkaar en alles betrekt op De Mart. De Mart, Mart, bedankt. U schonk ons de idee van de koers.

Favoriete fiets: Saint-Emilion Grand Cru 2006
Favoriete renner: Mart Smeets
Politieke signatuur: Mart Smeets
Wielermedium: Mart Smeets
Favoriete koers: ‘Dat kun je DUS niet zeggen.’
Citaat: ‘Het wielrennen, dat is mij – zoals het schaatsen, honkbal en basketbal dat ook is, maar dit is nu eenmaal een wielerblog begrijp ik’.

 

 

Wibe Balt en Stefan Couperus