In de komende weken bieden wij in vier delen een taxonomie (op basis van grondig onderzoek, kunnen we wel stellen) aan van wielerliefhebbers van niveau twintig (laagst) tot niveau één (hoogst). Er bestaat namelijk geen universele wielerfan. Hou op zeg, het stikt van de soorten. De één nog exotischer en eigenaardiger dan de ander. Trek de kastdeur van fans open en er verschijnt geen keurig ingericht opbergstelsel maar een rariteitenkabinet volprullen en krullen. De nummers 20 t/m 15 (deel 1) en de nummers 14 t/m 10 (deel 2) waren reeds te lezen op dit medium.

Vandaag nummer 9 tot en met 5

Wie zich herkent in onze taxonomie herkent niet alleen zichzelf, maar ook de doeltreffendheid van dergelijk stelsel van ideaaltypes: inzicht scheppen in een schijnbaar ondoorgrondelijk geheel, in dit geval van wielerwereldfans. Of de wielerfanwereld.

9. De oud-renner

Honderden, duizenden dogmatici, moralisten en praalridders vullen het finishterrein, gelegen in de periferie van de periferie van de periferie van het onzalige Heerlen, Kerkrade of iets anders. Hoewel de naam van deze plek vooraf iets beloofde – Expo Experience Experience, of Energy and Trading Plaza – is de werkelijkheid donker. Uitrijdende files, wachtenden en hoempapa. Lekkere wijven die keycords dragen delen een gratis bekertje bier uit. Gratis. De langste pilsrij – die der moralisten, dogmatici en hedonisten, immers gratis is voor niks en de organisatie is toch al slecht – is het langst. Uiteraard niet voor de hedonist, want die dringt al voor de tweede keer voor, zijn rijgenoten (moralist en dogmatici) in verzuring achterlatend. Een horde praalridders hoopt zichtbaar dat anderen –wie dan ook- zich aan hun fiets vergapen.

Bolletjescafé De Klok in Warmenhuizen. Een ongevraagd eerbetoon aan Steven Rooks.

De kleuren zingen Knols Keukens Ommen, Slagerij Steenkamp Nijverdal, Steigerbouw Twello. Enkele relativisten passeren zwijgend op hun stalen ros. De vormloze achterzakken van hun onleesbare koersshirtjes hangen over hun reetloze derrière. Hun helm van ‘Fimbax’ of Tupperschool’ en twintig jaar oud, maar dat geeft niet. Overal wordt gepraat. Hard. De grappen zijn niet van de lucht – vaak iets met piemels, opnieuw.

Iemand zegt iets in een microfoon. Een schuchter woord van dank. Het is een oud-renner. Aart Vierhouten – maar het kan ook Steven Rooks of Erik Dekker zijn – is niet veel veranderd, behalve dan zijn ogen. Zijn ogen verlangen naar huis. Ze verlangen zich te kunnen afwenden van deze hordes die wielrennertje spelen, maar die hij nu nodig heeft. Hij ontkoerst in fase één. Morgen geeft hij een clinic. In zijn smartphone staan de telefoonnummers van lotgenoten. Aan de horizon wacht een meer bevredigende toekomst van onaanraakbaarheid. Hopelijk.

Soms komen oud-renners terecht bij een ploeg, dan zit je goed, als oud-renner. Sommigen gaan schrijven en bekennen en gaan dan nog meer schrijven. En roken en zuipen. En gokken. Die zitten ook goed. We zagen al eerder dat de oud-renners die clown worden zich uiteindelijk gered weten door Het Is Koers. De overgrote meerderheid van oud-renners wordt burger. Ook goed. Een enkele maal belanden oud-renners drie weken per jaar achter het raam in een hokje zo groot als een telefooncel. Niet perse vanwege hun onfeilbare koersinzicht of taalvirtuositeit overigens. Daar kunnen ze zich wentelen in de zachte bekoring van het mooiste ter wereld ooit: de Tour de France. Die hebben dus ook geluk.

Bescheidenheid siert de mens en Eurosport, het dorre en zielloze land aan de rand van de ijswoestijn. Een eenzame strijkt hier neer: het is de onbegrepen oud-renner. Als in het voorjaar de Ster van Bessèges (of een dergelijke koers) ’s ochtends ofzo wordt herhaald dan doet de oud-renner doet hiervan verslag. En we stellen ons zo voor dat hij niet naar dit uiterst deprimerende Franse mijnwerkersstadje in de schaduw van de Cévennen is gereisd om alles zelf te bekijken. De studio is zijn habitat.

Favoriete fiets: die van de sponsor in de schuur dan maar
Favoriete renner: de oud-kamergenoot
Signatuur: wat de klant wil
Wielermedium: de tombola
Favoriete koers: zeker niet de clinic
Citaat: ‘Oké, nog één keer dan. Ik zat in het wiel bij Marco Pantani dus.’

8. De pseudoromanticus

De pseudoromanticus wíl de koers vatten in mooie woorden. Maar het lukt hem niet. Het zijn van pseudoromanticus met zoveel echte onvervalste dichters, schrijvers en De Mart om zich heen, is bepaald geen pretje. De pseudoromanticus koerste zelf ook wel eens, maar wordt daarin niet erkend. En dat doet pijn.

Omdat die miskenning leidt tot frustratie wil de pseudoromanticus ook wel eens vervallen in venijnig gejammer en, ja, zelfs in boosheid. Dan openbaart zich een facet van zijn persoonlijkheid dat beter verscholen had kunnen blijven en tuimelt hij bijna –maar niet helemaal- naar de onderste regionen van deze taxonomie. Dan wordt hij de zure moralistische dogmatische romanticus.

Een hunebed

Maar: blij als een kind is hij, als er weer eens een renner opstaat uit de provincie. Zijn provincie. En dat gebeurt niet zo vaak. Dan weet de pseudoromanticus niet van ophouden. Ook niet als George Hincapie ter sprake komt, met zijn Colombiaanse voorouders. ‘Zijn echte naam is namelijk Hincapia, Maarten.’ Omdat hij dat al 345.009 keer heeft verteld – en omdat Hincapie heeft gesnoept –, zoekt de pseudoromanticus altijd ijverig naar nieuwe weetjes (om te herhalen). ‘Froome, bijzonder verhaal. Ken je dat?’

De pseudoromanticus weet ook veel van cultuur (het verschil tussen Gotische en Romaanse bouwkunst) en geschiedenis (dat hier tijdens de godsdienstoorlogen tussen katholieken en hugenoten heel wat is afgevochten, verdiept zich in de achter- en voorgrond van renners en hun familie. En van de familie van de familie. Hij kan er heel mooi over voorlezen uit het koersboek.

Maar al het werk ten spijt, de pseudoromanticus dringt maar niet door tot het gedroomde hoogste echelon der wielerkenners. Juist daarom, juist vanwege deze eindeloze worsteling kan hij niet worden weggedacht uit de wielrennerij. En niet uit deze taxonomie. Op zich is dat een verdienste.

Favoriete fiets: Gazelle Mont Ventoux
Favoriete renner: George Hincapie of Addy Engels
Signatuur: irrelevant maar Stichting Drenthe Vooruit is een hele aardige renner Maarten.
Wielermedium: het koersboek
Favoriete koers: Ronde van Joegoslavië
Citaat: ‘Kijk Maarten, deze abdij kan er ook allemaal niks aan doen.’

7. De (psycho)analyticus 

De analyticus schept er genoegen in om in het bijzijn van de pseudoromanticus – ze zijn tot elkaar veroordeeld – en het liefs ten overstaan van alle kijkers en luisteraars die meegenieten van een dagje zonovergoten koers, de rangorde (van twee leden) vast te stellen. Grofweg op basis van twee  criteria zullen we maar zeggen: 1) het aantal gereden koersen; 2) kennis van de koers als som van renners, ploegen, belangen en koersgeschiedenissen – zonder kloosters, veldslagen en kastelen. De pseudoromanticus smeekt  juist om het tegenovergestelde. Niet openlijk maar verhuld. Het is de zoon die verwacht een compliment te krijgen van zijn vader na een potje verdienstelijk ballen. In plaats daarvan vraagt de vader in het volle – stil geworden – clubhuis van de balsportvereniging: ‘Zeg zoon, waarom heb jij eigenlijk maar één testikel?’

Want terwijl wij hier (of tijdens de uitzending) de analyticus analyseren, blaast hij zinnen en woorden in zijn microfoon – creëert daarmee het onmiskenbare Tourgeluid – die door de goegemeente als ‘knap bedacht’ of ‘taalkundig uniek’ worden gekenschetst. En maar analyseren. Terwijl de pseudoromanticus nog amechtig probeert de kern van de zaak te zoeken in de beschrijving brengt de analyticus de moeder aller benaderingen, de analyse, tot grote hoogten. Als een condor, nog slechts in de allergrootste termen sprekend, zweeft hij boven de oneindige complexiteit van de koers en zegt hij: ‘Het komt heus wel weer goed met de wielersport, het is gewoon een periode waar je doorheen moet.’ Tja, en daar sta je dan als pseudoromanticus, met je klooster.

De analyticus analyseert dus. Vanzelfsprekend, maar ook met een bepaalde vanzelfsprekendheid. Maar wat analyseert de (psycho)analyticus precies en met welk instrument? Het antwoord op deze twee vragen is enerlei. De analyse vloeit over in het gereedschap van de analyse: het nieuwe wielrennen (spreek uit Wie-oo-w-renne). Het nieuwe wielrennen is zoiets als een verkiezingsleuze. In theorie lijkt het tastbaar en lucide, in de praktijk wordt het waterig en hol. Zo is het nieuwe wielrennen individueel koersen zonder elektronica én uitgekookt ploegenspel tegelijk. De analyticus rekt de norm van het nieuwe wielrennen op en versmalt ‘m, opdat de (psycho)analyse prevaleert. De analyticus gelooft in de eenvoud van de wielrenner, zijn dierlijkheid, maar problematiseert hem tegelijkertijd. Eerst is hij autonoom individu om in dezelfde zin ondergeschikt te worden aan de deus ex machina van het fietsen. In dat universum is geen plaats voor alweer een klooster.

Favoriete fiets: fietsen doe je met je hoofd, het vehikel is irrelevant
Favoriete renner: de nummer 2
Signatuur: kritisch
Wielermedium: niet het koersboek
Favoriete koers: die ik analyseer
Citaat: ‘Ik zie een andere koers geloof ik.’

6. De mentor

Je wordt niet zomaar wielerfan. Iedere wielerfan is eens bij de hand genomen door een mentor. De mentor toonde ooit Wout en Rini Wagtmans in hun vergeelde pracht, sprak over het ravijn en het horloge van Wim van Est. En wat later over het kannibalisme van Merckx. De acht seconden tussen Lemond en Fignon. De das en Monsieur Chrono – de introductie in het bijnamenpantheon van het fietsen. Dat Vlaanderen de fundgrube is van de koers. Je weet dat niet zomaar. De mentor opent je de ogen – en je hart.

Wielermentoren. Vlnr. Relus ter Beek (1944-2008) en Dries van Agt (1931).

De mentor is niet per se heel oud. Al zijn het wel regelmatig fietsende grootvaders of die ene koersende buurman. De mentor verschijnt ook niet altijd in persoon aan je.  Veel mentoren zijn onwetend over hun cruciale rol voor het behoud van wielerfanwereld. Zij die de talloze boekjes, tijdschriften, fotoalbums, radio- en televisieverslagen maakten, gaven de ontluikende wielerfan houvast, cijfers, anekdotes, namen, historie. De appeltaart van Indurains moeder. Het aanhoudende zitvlakprobleem van Hinault. Het lek rijden van Henny Kuiper. De stuurpen van Hincapie. De PDM-tijd van Raul Alcala. De Tour-podia van 1988 tot en met 1995.

De mentor moet niet verward worden met de alwetende – die hoedanigheid is voorbehouden aan een ander, zoals we in het volgende deel zullen zien. De kennisbron van de mentor beperkt zich vaak in tijd en ruimte. Je kan daarom tegelijkertijd een mentor voor de Tour de France in de jaren 1970 hebben en eentje die je invoert in de Vlaamse voorjaarsklassiekers. De mentor verdient een respectabele plaats in deze taxonomie, bovenal omdat hij of zij doorlopend waarborgt dat de verbeelding onlosmakelijk met de koers verbonden blijft. Voor iedereen die maar wil.

Favoriete fiets: Peugeot met zadeltas
Favoriete renner: Gerrit Voorting
Signatuur: rooms-rood
Wielermedium: het plakboek
Favoriete koers: die nog in het hoofd zit
Citaat: ‘Een betere zag ik nooit meer.’

5. De patheticus  

Een parafrase. Het peloton als slavenschip. Geknecht door de verwijfde satraap die wentelt in de genoegens van welvaart. Bij onpasselijke verveling zet de satraap het schip in beweging – met valse barmhartigheid. De riemen zijn zwaar; ze maken zelfs VDB onschuldig. En wij, wij zien dit tafereel aan, dag in dag uit, jaar in jaar uit. Wij zijn Gargantua. In onze onvolwassenheid volgelopen met drank. Door vraatzucht verworden tot een indolente kleuter, door corpulentie gedwongen tot staren, vervlakt. De koers is voorgoed vermaakt.

Gargantua (1831), door Honoré Daumier.

Favoriete fiets: Geketend ros, vermaakt tot zinnebeeld van lijden.
Favoriete Renner: Favoritisme schiep de pot belge.
Favoriet wielermedium: Das Leiten des Jungen Werthers
Favoriete koers: Koers is fictie, de rennersbenen hakken die fictie aan stukken. De scherven hoef ik niet.
Signatuur: Wie niet ziet dat het fietsen gevangen is door de anarchie van het grootkapitaal, dat de klauwen van zijn vele monsterachtige poten rond de strot van elke renner heeft geknepen, is blind. En voor mij dood.
Citaat: ‘Virenque is een junk op wielen’

Wibe Balt en Stefan Couperus