Txurruka en Fedrigo

Txurruka en Fedrigo

Op 20 juli 2007 finishte het peloton in het slaperige Zuid-Franse stadje Castres. Het was het soort etappe dat de verslavende luiheid – of de luie verslaafdheid – van de Tour representeert:  eindeloos kijken naar de dansende ruggen van twee of drie renners in de verzengende hitte. Nu eens de een, dan weer de andere vooraan.

Amets Txurruka en Pierrick Fedrigo (wat een mooie namen) fietsten elkaar die dag in een lange kansloze ontsnapping kopbeurt na kopbeurt langzaam leeg en toen de finish in zicht kwam, lanceerden Steven de Jongh en Gert Steegmans op onnavolgbare wijze de machtige Tom Boonen. De strijd was gestreden. Rasmussen geel, Boonen groen, Soler de bollen en Contador wit. Feest in Castres: ‘C’est le Tour de France, on rit!’

TipsHet hele circus eindigde die dag op de Place Jean Jaurès in de schaduw van het standbeeld van de beroemde socialist.  Herbert Dijkstra bladerde op de valreep nog driftig in zijn rondeboekje en zei zoiets als: Dit is dus het beeld van de socialist Jean Jaurès, Maarten. Die werd hier geboren en hij werd vermoord in 1914. En terwijl Dijkstra de feiten opdreunde,  sloeg de in ernstig steen gevangen politicus, te midden van het feestelijk schouwspel zijn geboortestad geduldig gade. Naast hem hadden de beelden van Tourwinnaars van het eerste uur Octave Lapize, Lucien Petit-Breton, Francois Faber kunnen staan, met hun lachende koppen en grote brillen. Maar hij stond alleen.  En de wereld zag zijn beeld. Een eenzaam maar ook schuldbewust eerbetoon. Jaurès voorzag de ondergang van Europa en bekocht dat met de dood.

Sarajevo
Het begon natuurlijk allemaal met de Franse Revolutie, maar het is gemakkelijker te beginnen in Sarajevo op 28 juni 1914, toen de Serviër Gavrilo Princip de kroonprins van de Oostenrijkse Dubbelmonarchie doodschoot. Dat schot ontketende een monster. Toen de Oostenrijkers een ronduit beledigend ultimatum aan de Serven voorlegden, was de uitkomst al zeker. Heel Europa zou zich met deze, zoveelste, Balkanoorlog bemoeien.

Bij wijze van spreken loste Princip ook  de startschot van de Tour de France, die ongeveer 1400 kilometer verderop in Parijs begon. Er deden bijna 200 renners mee: Onder hen waren  Tourwinnaars Francois Faber, Philip Thys, Octave Lapize, kanshebbers als Gustave Garrigou, Henri Pellisier en de belofte Emile Engel.

De 5380 kilometer lange route voerde langs de zijden van de hexagoon, die destijds wat schuiner was ter linker zijde vanwege Duits-Franse onenigheid. Vriendschappelijke Touraankomsten bij de oosterburen waren dus niet opportuun, zeker gezien de actualiteit. Want de vraag was niet of, maar wanneer de oorlog zou uitbreken. Maar ach, het zou een mooie, ouderwetse oorlog worden. Eentje zoals in de dagen van Napoleon Bonaparte, met vaandels en trommels. Belangrijk ook: de overwinning was zo goed als zeker met een leger dat met name werd opgeleid onder geen beding terug te trekken. ‘Elan et Cran!’, dat was het devies. Dat er aan de andere ten oosten van de Ballon d’Alsace ook gerekend werd op een snelle overwinning, was hybris.

Europa centrum van de wereld
Met hetzelfde optimisme, geheel in de pas met de tijdgeest, doorspekten journalisten hun stukken over  wielrennen. Europa was het centrum van de wereld, en de Europeaan was tot alles in staat. Het eindpunt was de absolute top, of het nu de Zuidpool was, daaromheen varen, de oorsprong van de Nijl of de top van de Galibier. Wielrennen was als oorlogvoeren, een proeve van superioriteit. Het overwinnen van het lichaam, de tegenstander en de elementen. Verliezen? Winnen! Lyrisch over de eerste beklimming van de Galibier op 10 juli 1911, schreef Henri Desgranges in l’Auto: ‘Ne constitue-t-elle (de fiets, WBJ) pas, dans l’histoire de l’humanité, le premier effort réussie d l’être intelligent, en vue de s’affranchir des lois de pesanteur?’

[1] Desgranges beschreef de beklimming van de Pyreneeënreus  alsof het de bedwinging van een monster betrof. En de renners waren helden, soldaten, poiniers, ontdekkingsreizigers.

Niet dat ze zelf vrij waren van bravoure, die renners. In de Tour van 1913 reed tweevoudig Tourwinnaar Lucien Petit-Breton, in een nek aan nek race verwikkeld met Philip Thys, met 40 km p/u over een gootje, katapulteerde zichzelf van zijn fiets en verliet met open knie en dij de Tour. Petit-Breton liet de pers bloemrijk en met gevoel voor drama weten: ‘Laat mijn vrienden weten dat ik de veldslag heb verlaten omdat ik niet anders kon (…) Ik zal niet op mijn lauweren rusten. Eerdaags zal ik mijn superioriteit ondubbelzinnig bewijzen!’ Maar hij zou nooit meer een Tour uitrijden.

De eenling die in de julidagen van 1914 tot kalmte maande liet kortom een abject geluid horen. Socialisten schaarden zich achter de natie, suffragettes togen naar de wapenfabriek, Ieren volgden de Union Jack, Franse katholieken en protestanten sloegen de handen ineen, vissers uit New Foundland meldden zich vrijwillig aan om te vechten voor, in en tegen landen die ze op de kaart niet konden aanwijzen. Het geluid van de vrede was zo ongewenst, dat het een moord legitimeerde. Op 31 juli 1914, een paar dagen na de finish van de Tour, werd Jean Jaurès, voorvechter van de internationale dialoog door de nationalist Raoul Villain vermoord in Café du Croissant aan de Rue Montmartre in Parijs.

Bloedstollend
De Tour zou een bloedstollend einde krijgen, toen Philip Thys (de Belg domineerde de Tour als een soort Lance Armstrong) een tijdstraf kreeg van een uur, waardoor zijn voorsprong verdampte. De nummer twee Henri Pélissier kon nu opeens terugkomen tot iets minder dan 2 minuten van de leider in het klassement. Schijnbaar wars van al het geroffel op de trommels, trapten de pioniers gewoon door. En toen de finish in Parijs bereikt was en Thys had gewonnen, was de wereld een week verwijderd van de gruwelijkste oorlog ooit. Jingoïsme, de vrolijke, bijna extatische en opofferingsgezinde vaderlandsliefde, deed horden naar de kazerne marcheren van Londen tot Wenen, zeker toen 1 augustus 1914 de Duitsers op Luxemburg binnen trokken.

De Pools-Italiaanse dichter Apollinaire bijvoorbeeld nam dienst in het Franse leger om de hoofdstad van de hoge kunsten -Parijs- te verdedigen tegen de Hunnen uit het Oosten.  Emile Engel deed hetzelfde (om andere redenen waarschijnlijk). Hij reed de Tour uit en trok ten strijde.  Hij sneuvelde bij de Marne op  14 september 1914, amper 2 maanden na zijn eerste Touroverwinning in Brest. Tourwinnaar van 1910 Octave Lapize, van wie een schitterende foto gemaakt is terwijl hij lachend met de fiets aan de hand de Col de Porte beklimt, ging en bleef. Tweevoudig Tourwinnaar Lucien Petit-Breton vertrok naar het front, vocht als een leeuw,  en stierf in 1917 als gevolg van een vrachtwagenongeluk. Zijn jongere broer Anselme, eveneens een wielrenner, trok ook het ‘blauw-met-rood’ aan. Hij sneuvelde in 1915 vermoedelijk in ‘Le Première Bataille de Champagne’, samen met 180.000 anderen. Pour la patrie.

Gruwelijk
Met twee etappezeges op zak meldde Francois Faber zich aan bij het Franse Vreemdelingenlegioen. De romantische verhalen over zijn dood op 9 mei 1915 in de Tweede Slag bij Artois kunnen de cynische feiten niet verhullen. Hij sneuvelde gedurende een offensief dat minder om het aantal slachtoffers (184000, voor elke meter 60 doden), dan om de ongekende gruwelijkheid van de gevechten berucht is geworden, dichtbij de route die hem een jaar eerder de overwinning in de dertiende touretappe bracht. Faber stierf in een nietsontziende hel van mitrailleur- artillerie- en infanterievuur, net als een groot deel van zijn bataljon en werd nooit gevonden. Ergens op een grijs kruis bij Arras staat Inconnu. Daar ligt Faber.  Hij werd 28 jaar.

Verder lezenMiljoenen en miljoenen doden later zwegen op 11 november 1918 de kanonnen. Onder alle gesneuvelden veel wielrenners. Duitsers, Engelsen, Fransen, Italianen. Baan- en wegkampioenen, klimmers en sprinters.  De moordenaar van Jaurès werd door een jury vrijgesproken. Hij had in het landsbelang gehandeld, vonden ze.

Rasmussen, Boonen en Soler stonden op die warme julidag in Castres naast elkaar te juichen. En toen Txurruka werd gehuldigd als meest strijdlustige renner, gleed het beeld  van de camera langs de wonderschone gevels van Castres omhoog, om even te blijven zweven boven het plein met het beeld van Jaurès. En toen sloeg Herbert Dijkstra zijn rondeboekje dicht.

[1]‘ Betekent de fiets in heel de geschiedenis van de mensheid niet de eerste geslaagde poging van het intelligente wezen om de wetten van de zwaartekracht te doorbreken?’ Een Nederlandse vertaling van de ‘Acte d’adoration is te vinden: R. Kerckhoffs en R.Janssens, 100 jaar Tour de France. Triomf en tragiek op de Tourcols. Als de flanken konden spreken (Den Haag 2003) 21-23.

Verder lezen?
L’Histoire du Tour de France

Wibe Balt
Laatste berichten van Wibe Balt (alles zien)