Op het graf van Frank Vandenbroucke in het Belgische Ploegsteert is een goudkleurige weg aangebracht. Een verwijzing naar de laatste kilometers van Luik-Bastenaken-Luik, de klassieker die hij in het voorjaar van 1999 op zo’n indrukwekkende wijze won. De vergulde weg loopt door tot in de gespleten grafzerk en eindigt dan in leegte. Het staat symbool voor de strijd van zijn leven die nu, met zijn dood voorbij is. Het gevecht dat ironisch genoeg begon in de meest succesvolle fase van zijn carrière en bol stond van problemen, incidenten en mislukte comebacks.

Het leven, de stukgelopen carrière en zijn met vragen omgeven dood hebben me altijd gefascineerd. Niet alleen vanwege de vraag hoe een mens met zoveel talent er zo’n puinhoop van kon maken, maar vooral vanwege de tegenstrijdige gezichten waarmee hij zich presenteerde. Aan de ene kant een mooie jongen, een vriendelijke charmeur waar, eenmaal op de fiets, het talent vanaf droop en aan de andere kant een zelfdestructieve man die rechtstreeks op zijn ondergang afstormde. Uiteindelijk bleek die tweede kant het sterkste te zijn. Wat blijft is de herinnering aan de wielrenner die hij maar korte tijd was. De tragiek van een nooit ingeloste belofte. VDB leek het allemaal te hebben, maar het was slechts een flinterdunne buitenkant. Daaronder waren het de duivels die zijn leven bepaalden.

En toch bleef daar de hoop die hem als een aura omringde. De hoop dat hij terug zou keren op het niveau van zijn superjaar 1999. Het jaar waarin hij niet alleen Luik-Bastenaken-Luik op een fantastische manier won, maar ook in de Ronde van Spanje jongensboekachtige geschiedenis schreef. Het was Sarah Pinacci, een promomeisje van de Italiaanse Saeco-ploeg, die hem die Vuelta het hoofd op hol bracht en hem inspireerde tot bijna mythische prestaties. The sky was the limit en eindelijk kon België een waardig opvolger van Eddy Merckx omarmen. Maar de roem zou vergankelijk blijken; zijn mooie toekomst liep vast in het moeras van zijn labiele bestaan.

In het voorjaar van 2003 leek het tij echter te keren. Een nieuw jaar, een nieuwe kans. Deze keer bij de gloednieuwe QuickStep-ploeg van Patrick Lefevere. Dezelfde man die hem een paar maanden eerder, nadat de politie dopingproducten in het huis van Vandenbroucke had aangetroffen, nog afgeschreven had als coureur. Net als in 1999, was het nu ook  weer de relatie met de dubieuze paardendokter Sainz die hem in de problemen had gebracht. VDB werd geschorst en zijn reputatie als enfant terrible werd maar weer eens bevestigd. Toch nam Lefevere hem van Domo-Farm Frites mee naar zijn nieuwe ploeg. Het was een gok, zoals Lefevere die eerder genomen had met het aantrekken van dopingzondaar Richard Virenque bij de Domo-Farm Frites ploeg. Toen had het goed uitgepakt; Virenque won Parijs-Tours in 2001 en een jaar later een touretappe op de Mont-Ventoux.

De start was in ieder geval veelbelovend. God is terug, VDB, was er veelvuldig op de Vlaamse hellingen geschreven. Het was een heldenverering die welhaast religieuze proporties aan zou nemen. De verloren zoon was er weer en dat moest iedereen weten. Een collectieve opwinding die alleen maar versterkt werd door zijn presteren in de Omloop Het Volk waar hij verdienstelijk 4e werd. Een geweldige opsteker na een periode vol problemen. Dat ploeggenoot Johan Museeuw er met de winst vandoor ging en Vandenbroucke zelf hand in hand met het nieuwe wonderkind Tom Boonen over de streep bolde, maakte het feest alleen maar groter. Het was een absolute hoogtijdag voor de Belgische wielersport. Drie generaties, De leeuw van Vlaanderen, de teruggekeerde God en een gloednieuw wonderkind, hadden de koers beheerst; een ongekende weelde. Na afloop was er dan ook niets dan lof. Vandenbroucke was niet alleen kort geëindigd, maar was ook beslissend geweest. Zijn forcing op de Eikenberg had de koers doen ontploffen en het peloton aan stukken gescheurd. Kenners waren het erover eens dat een grote overwinning snel zou volgen.

Een paar weken later won hij niet, maar zijn tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen was wederom een bevestiging dat hij op de goede weg was. Op de Muur van Geraardsbergen was hij als enige in staat het wiel van de latere winnaar, Peter van Petegem te houden en gezamenlijk reden ze naar de streep. Daar werd hij redelijk kansloos verslagen. Vreemd genoeg trad ook nu het verval weer in na een topprestatie. Alsof hij de weelde van het succes niet kon dragen en in een dwangmatige reflex alles wat mooi was kapot moest maken. Langzaam maar zeker kwam de relatie met Lefevere onder druk te staan. Iets dat versterkt werd door het gerucht dat VDB in de finale van Vlaanderen onderhandeld zou hebben met Van Petegem. Een bewering die kracht bij werd gezet door het beeld dat hij zich als een mak schaap naar een kansloze sprint had laten leiden. Het deed zijn positie geen goed en toen hij in het najaar afstapte in de Ronde van Spanje barstte de bom. Lefevere eiste discipline en een gedetailleerd verslag van de trainingsarbeid die hij die winter zou gaan verrichten. Hij weigerde; hij wist zelf wel wat hij moest doen om goed te zijn in het voorjaar. De breuk was onvermijdelijk en de hoop van het voorjaar was alweer vervlogen.

Er volgde weer een nieuwe start. Ditmaal bij de Italiaanse ploeg Fassa Bortolo waar ploegbaas Ferretti klare taal sprak: hij accepteerde geen gedoe en bij de kleinste misstap zou Vandenbroucke eruit vliegen. Hij begon gretig en goed, maar de problemen volgden snel. Om onduidelijke redenen liet hij de Giro d’Italia aan zich voorbijgaan en vervolgens werd hij niet geselecteerd voor de Tour de France. De rest van het seizoen leek hij veroordeeld tot het kermiskoersencircuit. Maar er was niet alleen sportieve tegenslag. Ook privé waren er grote problemen. De relatie met Sarah stond onder druk en een daaruit voortvloeiende ruzie escaleerde zo hevig dat hij zwaaiend met een wapen dreigde zijn leven te beëindigen. Voor Ferretti was dat de spreekwoordelijke druppel en wederom kon Vandenbroucke vroegtijdig vertrekken bij een ploeg waar hij zo vol goede moed was gestart.

Had hij een bord voor zijn kop, kon hij gewoon niet anders of beschikte hij over een ongelooflijke veerkracht? Feit was dat hij vrijwel direct een nieuwe ploeg vond. Deze keer was het de Mr. Bookmaker-Sportstech ploeg van Hilaire Van der Schueren en Lucien van Impe die wel een gokje met het probleemkind durfde te wagen. Hij reed in de herfst van 2004 nog een paar redelijke koersjes voor zijn nieuwe ploeg en op initiatief van Van der Schueren zou hij in het Spaanse Calpe de winter doorbrengen. Er kwam niks van terecht. VDB rolde van het ene lichamelijke malheur in het andere en in de tussentijd speelde de nasleep van de dopingaffaire uit 2002 hem ook nog eens parten. Pas in juni 2005 ging zijn eerste volledige seizoen voor Mr Bookmaker van start. In de tussentijd had met name Van Impe zich groen en geel geërgerd aan het gedonder en ook de sponsor was ongeduldig geworden. Vandenbroucke moest gaan presteren en wel heel snel.  Er volgde een paar redelijke maanden en volgens familie en fans kwam de oude Frank weer terug. Alleen rustiger en wijzer dan vroeger. Maar de opleving was van korte duur en het patroon van blessures en problemen zette zich weer door. In juli 2006 zette Unibet.com, de opvolger van Mr. Bookmaker, hem alweer op straat.

Wat er daarna gebeurde, is wellicht een van de meest tragische gebeurtenissen uit zijn leven. Onder de naam Francesco Del Ponte reed hij mee in een juniorenkoers in het Italiaans Iverno en op zijn vervalste licentie, prijkte de foto van Tom Boonen. De man waarmee hij in 2003 hand in hand de finish van de Omloop het Volk was gepasseerd.  Hun carrières waren daarna pijnlijk ver uiteengelopen.  Volgens de overlevering verliet hij net voor de finale van de koers het parcours en reed hij rechtstreeks naar een bevriende apotheker.  Een bizar verhaal, maar vreemd genoeg kon de Italiaanse ploeg Aqua & Sapone-Caffè Mokambo de humor er wel van inzien en bood hem een contract aan.

Het werd opnieuw een drama. Het hele voorjaar werd verpest door knieproblemen, maar dat viel volkomen in het niet bij de gebeurtenis die plaatsvond op 6 juni 2007. Vandenbroucke probeerde zelfmoord te plegen en in een ziekenhuis nabij Milaan vochten artsen voor zijn leven. Een paar weken later kreeg hij opnieuw een inzinking en werd hij gedwongen opgenomen in het psychiatrisch centrum Heilig Hart in Ieper. Het was de dramatische escalatie van de problemen, mentaal en fysiek, die zijn leven vanaf 1999 hadden beheerst. Op alle fronten was het absolute dieptepunt bereikt. De hoopvolle comebacks die hij telkens weer maakte, hadden de realiteit verdoezeld. Frank Vandenbroucke was mentaal niet in staat om profwielrenner te zijn. De duistere kant van zijn gespleten persoonlijkheid was te sterk en deze suïcidepoging was daarvan het verschrikkelijke gevolg. De gouden weg naar Luik was definitief doodgelopen.

Toch bleef hij na zijn herstel proberen om terug te komen. En nog altijd waren er sportbestuurders die in ruil voor publiciteit en misschien een succesje bereid waren om de gevallen held een podium te geven. Zijn laatste ploeg, Cinelli-Down Under verliet hij in augustus 2009 en in een gesoigneerd zwart-wit tenue reed hij, naar wat later zou blijken, de laatste koersen van zijn leven. Het was fietsen in de marge;  op zijn koersagenda prijkten namen als Elewijt, Wolvertem, Wetten en Retie. Maar Vandenbroucke was goed bezig, zag er scherp uit en had zichtbaar plezier in zijn leven. En ook nu gebeurde het onvermijdelijke: de hoop keerde terug. Een nieuwe, meer realistische Vandenbroucke wilde het nog een keer proberen.

Totdat hij op 12 oktober 2009, slechts 34 jaar oud, onder dubieuze omstandigheden overleed in een Senegalees hotel en de hoop voor altijd verdween.

De vraag waar het mis is gegaan blijft fascineren. Was het de invloed van verkeerde vrienden en dan met name die van ‘dokter’ Sainz op wiens adviezen hij blind vertrouwde? Speelde de druk van het presteren hem parten of was het de doorgeslagen godenverering die hem verlamde? Was hij überhaupt in staat om, los van zijn beroep, een stabiel leven te leiden? Of was er sprake van een ziektebeeld waarmee hij ook in deze situatie was beland als hij, pak hem beet, timmerman of ICT-specialist was geweest? Feit is dat het bij herhaling flink mis is gegaan en dat hierin een patroon ontstond. Een hoopvol begin, soms versterkt door een klein succesje, gevolgd door een hoop gedoe en afgesloten met een onvermijdelijk afscheid of een verschrikkelijk drama.

Wat blijft is de herinnering aan de mooie dingen die hij ons veel te kort liet zien. De herinnering aan die onvoltooide carrière vol schandalen en valse hoop. De herinnering aan een labiel mens dat de weelde van zijn talent niet kon dragen.

Nu ligt hij begraven in Ploegsteert, onder die vergulde weg naar Luik. De kilometers die hem roem brachten, maar tegelijkertijd de verlammende norm vormden voor de rest van zijn carrière.

Ze zouden nooit meer een passend vervolg krijgen.

De vergulde kilometers van VDB

Joost-Jan Kool