Dieter Senft kijkt het kleine conferentiezaaltje rond. Te veel mensen in een kleine ruimte, frisse lucht is schaars. Kopjes met hotellogo en thermoskannen vol koffie verspreid op de tafels. Goedkoop sjiek. Nietszeggende hotelkunst aan de muur. Naast bekende collega’s als Longhorn, Borat, Kaaskop en een paar mooie meiden, ziet Dieter ook een aantal personen die hij niet kent. Een Japanner, een Rus, een Colombiaan en een jongen die hij niet echt kan plaatsen. Breed sportschooltype. Onderarmen vol tatoeages. Een blonde dame in dienst van het bedrijf dat de Tour de France organiseert, heet iedereen van harte welkom. Ze draagt een witte blouse, de letters A S O zijn op haar borst geborduurd.

Gisterenavond was Dieter al aangekomen. Hij had in zijn bus geslapen, op het parkeerterrein achter het hotel. Er was wel geld voor een hotelkamer, maar liever deed hij het zuinig aan. De crisis had hem ook geraakt. Sponsoren liepen weg en de vergoeding van de ASO was gehalveerd. Toch had afgelopen winter gewoon in het teken gestaan van zijn 19e Tour de France. Hij wilde goed voor de dag komen en in de sportschool had hij hard gewerkt aan zijn sprongkracht en sprintsnelheid. Hij moest wel, want de jaren gingen tellen. Voor het eerst was er twijfel. Werd hij niet te oud om in een mal rood-zwart pak achter wielrenners aan te rennen? Kon hij überhaupt nog wel hard genoeg lopen? Hij herstelde minder goed van zijn trainingen, dat merkte hij wel. Hij duwde zijn twijfels weg. Straks, als het er echt om zou gaan, dan stond hij er weer. Geen zorgen! Toen hij gisteren zijn koffer inpakte en zijn cape, hoorntjes en drietand weer in handen had, begon het ouderwets te kriebelen. De duivel had er zin in.

“Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen,” begint de ASO-dame, projectleidster ‘Sfeermakersteam Tour de France 2012’. “Dit jaar moet het nog gekker, nog sneller en nog dwazer. Dus veel langer met de renners meerennen, en veel vaker de camera opzoeken. Vorig jaar was echt te mat en te braaf. Daarom ook heeft het ASO besloten het team te versterken. We hebben daarbij gekozen voor een mondiale insteek. We willen namelijk dat de Tour over heel de wereld goed bekeken wordt.” Er volgt een korte voorstelronde. De nieuwelingen vertellen wie ze zijn, waar ze vandaan komen en wat hun rol wordt. En natuurlijk hebben ze er heel veel zin in. De sportschooljongen stelt zich niet voor. Dieter gelooft het allemaal wel. Hij loopt al zo veel jaren mee. Hem, de nestor van het gezelschap, krijgen ze niet zo snel gek.

Ruim twintig jaar geleden, twee jaar nadat Oost- en West Duitsland officieel samensmolten tot één republiek, maakte Dieter voor het eerst kennis met de Tour de France. Het was 1992 en hij was meteen verliefd. Wielrennen in vrijheid, een openbaring voor de man die opgegroeid was in de DDR en het altijd moest doen met de Tour van het communisme, de Vredeskoers. Dit spektakel in Frankrijk stond voor alles dat tot voor kort ondenkbaar was in zijn leven. Vanaf dat moment had hij maar één wens: onderdeel zijn van dit geweldige kapitalistische feest. Opeens wist hij het. De rode lap, in Duitsland ‘Teufelslappen’ genoemd, het symbool voor de laatste kilometer, was zijn inspiratiebron. Hij werd de Tourduivel. Een gouden vondst en al snel was hij een begrip voor wielrenners en volgers.

De eerste jaren waren eigenlijk het mooist. Hij was eigen baas en had met niemand wat te maken. Gewoon gek doen en rennen waar hij dat wilde. Rennen in vrijheid, dat was voor hem de kern van wat hij deed. Meer en meer werd hij onderdeel van de Tour en toen mede ‘Ossie’ Jan Ullrich in 1997 het geel naar Parijs bracht, beleefde Dieter zijn hoogtepunt. Twee voormalige Oost-Duitsers beheersten de Tour. Hij werd ontboden bij Tourdirecteur Jean Marie Leblanc, er werden afspraken gemaakt en El Diablo kreeg een vergoeding voor zijn activiteiten. Zijn droom, deel uit te maken van de Tour was uitgekomen. Tegelijkertijd werd het ook een stuk minder leuk. Het bleek maar dat de vrijheid waarop hij ooit verliefd werd, ook maar relatief was. Een act gevangen in een contract. Het ging op een baan lijken. De laatste jaren ging hem dat steeds meer tegenstaan, maar omdat hij niet wist hoe hij zijn leven anders in moest gaan richten, bleef hij maar Tourduivel. Schnabbelend wist hij voldoende geld bijeen te sprokkelen om ook buiten die drie weken in juli in zijn levensonderhoud te voorzien.

Het overleg gaat verder. Taken worden verdeeld en de dame benadrukt nog een keer wat er anders moet de komende weken. Voor de mensen die dat leuk vinden, staat er vanavond nog een activiteit op het programma. Om 10 uur verzamelen in de lobby van het hotel. Als iedereen de kamer verlaat, vraagt ze of Dieter nog even wil blijven. Ook de sportschooljongen blijft zitten. Terwijl hij zich verbaast afvraagt wat er aan de hand is, steekt ze van wal. Een slecht nieuws gesprek zonder omwegen. “Dieter, we hebben het lang over je gehad, maar je bent te oud. We willen niet meer met je verder. We zijn dankbaar wat je voor ons, en het sfeermaken in het bijzonder hebt betekend, maar het is voorbij. Het gaat gewoon niet langer. Het spijt ons.” Het is alsof hij in zijn gezicht wordt gemept, zo hard komen de woorden bij hem aan. Paniek en woede jagen door zijn lijf. Dan wordt duidelijk wat de jongen bij het overleg deed. Hij wordt voorgesteld als nieuwe duivel. Een snellere, gekkere en mediageniekere variant. Of hij hem trouwens even wil bijpraten.

Dat is de druppel. Hij wordt woedend. Het liefst had hij haar, hier in dit afgrijselijke hok, aan zijn drietand geregen. En die hersenloze kleerkast er direct achteraan. Wat een waanzin, zijn ze gek geworden? Hem verbieden om Tourduivel te zijn is hetzelfde als hem van zijn leven te beroven, te vermoorden. Hij is de Tourduivel, hij ontleent zijn identiteit, zijn inkomen, zijn alles aan dat rood zwarte pak. Hij is het in al zijn vezels en die hersenloze spierbundel daar, zal alleen maar kunnen spelen dat hij een duivel is. Het duivelspak was zijn symbool voor vrijheid. Daar weet die snotaap helemaal niks van af!

Zonder nog iets te zeggen, rent hij de kamer uit de stad in. Urenlang dwaalt hij door de buitenwijken van Luik. Het was mooi weer vandaag en voor de staminees staan groepen mensen nog even te genieten van de zwoele avondwarmte. Flarden muziek dringen door de openstaande deuren naar buiten. Dieter loopt door. Hij heeft geen zin in mensen en al helemaal niet in gezelligheid. Hij loopt een zijstraat in en stopt bij een obscuur kroegje. Behalve de eigenaar achter de bar en een hond languit liggend op de uitgelopen vloer is er niemand. Zonder te groeten, gaat hij aan de bar zitten en bestelt een bier. De alcohol doet hem goed en langzaam komt hij tot rust. Over de eerste schok is hij heen en dat geeft hem ruimte om na te denken.

Dan heeft hij lang genoeg gepeinsd. Het is tijd voor actie. Hij zoekt zijn bus op, trekt de koffer open en doet zijn pak aan. Een golf van blijdschap gaat door zijn lichaam. Hij moet rennen. En terwijl hij daar zo rent, door de grauwe straten van Luik, beseft hij dat hij voor de tweede keer in zijn leven is bevrijd. Wat hem een paar uur geleden trof als een mokerslag, blijkt het mooiste geschenk te zijn dat hij ooit heeft gekregen. Zijn hart bonkt in zijn keel en zijn longen staan in de fik, maar Dieter is gelukkiger dan ooit. Datzelfde gevoel als in 1993 toen hij voor het eerst in zijn duivelspak de bergen bedwong. Onvermoeibaar was hij, honderden meters sprintte hij mee met zwoegende renners. Het liefst met kameraden uit het voormalige Oostblok. Ze hadden een band. Hij voelt het weer, dezelfde sensatie als toen. Geen knellende ideologie of wurgcontract dat dit gevoel ooit nog in de weg mag staan. Nooit meer laat hij zich gevangen nemen. Dan neemt hij zijn besluit. Hij gaat gewoon naar de Tour. Hij zal nooit te oud zijn en als hij niet hard genoeg meer loopt, stopt hij gewoon. Hij en niemand anders is de Tourduivel. Een vrije Tourduivel.

Joost-Jan Kool