Tyler Hamilton. De man die beweerde dat er lichaamsvreemde cellen in zijn bloed waren gevonden die daar kwamen door zijn in de baarmoeder afgestorven tweelingbroer. Zo’n man heeft goede dopingverhalen te vertellen, dat kan niet anders. In het boek ‘The Secret Race’, dat op 5 september verschijnt, doet hij een boekje open over de dopingmethoden van het peloton. En zoals dat gaat met boeken over wielrennen in de epo-era: de werkelijkheid (althans, de werkelijkheid volgens Hamilton) is nog smeuïger dan de fantasie.

Zo vertellen Hamilton en mede-auteur Daniel Coyle over de Tour van 2000. Na de elfde etappe stapten de renners van US Postal hun hotelkamer binnen, waar bloedzakken met tape aan de muur boven hun bed waren bevestigd. Klaar om geïnjecteerd te worden.

Ook Floyd Landis onthulde eerder details over bloedtransfusies bij US Postal. In 2004 gebeurde dat bijvoorbeeld ín de teambus, onderweg van een finish naar het hotel. In een e-mail zegt Landis dat de chauffeur deed alsof er motorproblemen waren. Hij zette de bus stil op een verlaten bergweggetje. Tijdens de stop, die ongeveer een uur duurde, kreeg de hele ploeg een halve liter bloed toegediend. Voor Landis was het de eerste keer dat het hele team een transfusie kreeg in het bijzijn van andere renners en de buschauffeur.

Hamilton verhaalt in ‘The Secret Race’ ook gedetailleerd over het creatieve dopingsysteem van US Postal tijdens de Tour. Volgens de oud-renner had de ploeg in 2000 een motorrijder ingehuurd die, bepakt met thermosflessen epo, dagelijks achter het Tourkonvooi aanreed om de renners na de etappe te bevoorraden.

Motoren bleken ook om een andere reden handig, bijvoorbeeld in het geval van out-of-competition-controles. Toen Floyd Landis in 2006 een prettig salaris verdiende bij de Phonakploeg van Andy Rihs, was een van zijn aankopen een Harley-Davidson. ‘Ja, ik weet dat het een soort statussymbool lijkt, maar de voornaamste reden dat ik een Harley kocht – misschien moet je erom lachen – was dat ze meer out-of-competition-controles begonnen te doen in 2005 en 2006. Dus ik kocht die motor omdat ik hem kon parkeren in de garage en een zwarte helm met gezichtsbedekking op kon zetten. Max, mijn zwager destijds, reed altijd achter mij aan als ik trainde. Dan stuurde ik hem vooruit om te kijken of er iemand bij mijn huis was voor een controle. En als er iemand was pakte ik mijn Harley en reed er vandoor.’

Een ander voorbeeld van dopingcreativiteit is het schoenendoosverhaal van Michael Rasmussen. De Deen vroeg in 2002 aan mountainbiker Whitney Richards of hij een schoenendoos met wielerschoenen voor hem wilde meenemen naar Europa. Bij nadere inspectie bleek die doos volgens Richards geprepareerd bloed te bevatten.

De moraal? Renners en ploegen waren (zijn?) meestal doortrapter dan dopingspeurders en wielerfans vermoeden. Hoe dan ook, ik zal ‘The Secret Race’ verslinden, gek als ik ben  op verhalen over leugens en bedrog.

Leon Geuyen