Mensen op straat klampen mij de laatste tijd steeds vaker aan en vragen dan: ‘Wat was voor u nou eigenlijk hét wielermoment van het afgelopen seizoen, o grote wielerkenner? Het demasqué van Lance Armstrong? Het stoppen van de Raboploeg? Of toch de solo van Tom Boonen in Parijs-Roubaix?’

‘Niets van dat alles, simpele ziel’, mompel ik dan. Daarna doe ik een duif na. ‘Rrrrrrroekoe, rrrrrrrrroekoe..’

Het was op 23 september, nog voor de klok het middaguur had geslagen. Ik lag op de bank verstand van wielrennen te hebben en keek naar de wegwedstrijd voor beroepsrenners van het WK in Limburg. Ze hadden misschien net een uurtje koers in de benen. De Let Gatis Smukulis flitste door het beeld. ‘Die won in 2011 nog verrassend de eerste etappe in de Ronde van Catalonië’, herinnerde ik me uit het blote hoofd en zei ik tegen niemand in het bijzonder. Linksboven in beeld prijkte het logo van Sporza, daar kijken wielerkenners immers naar.

En toen gebeurde het. Mijn hand greep, voortgestuwd door alle wielergenen die ik in me heb, naar de afstandsbediening. Mijn vinger drukte op het knopje met de 1. Plots hoorde ik niet meer het zalvende stemgeluid van Michel Wuyts, maar het pathetische gezemel van Maarten Ducrot. Ik vroeg me af waarom mijn wielergenen dit geda…

Nog voor ik de gedachte af kon maken, brak Mart in. Hij deed een duif na. Ik weet niet meer waarom, maar het was een genot om te horen. ‘Rrrrrrroekoe, rrrrrrrrroekoe…’

Andre van den Ende