Ik heb niet veel gewoontes. Behalve al veel te vroeg klaar zitten voor een al dan niet obscure Moldavische livestream met Bulgaarse ondertitels wanneer er ergens ter wereld mannen in veel te strakke pakjes op een vederlicht tuig elkaar in de vernieling fietsen. Zo ziet een mens dingen gebeuren die voor zijn verbeelding te absurd zijn. Colombianen die hun tweede koers fietsen na een in juni opgelopen gebroken knieschijf en eind maart nog door Rebellin en Cunego uit de wielen werden gereden, die bergop plots de lakens uitdelen in het Baskenland. Of Russen die op hun 19de door de Russische wielerfederatie twee jaar voor dopinggebruik geschorst werden en nu even snel klimmen als de absolute wereldtop. Majka dacht er het zijne van.

Een even hardnekkige gewoonte is om de ochtend of de dag voor elke klassieker de retro’s op de website van Sporza te bekijken. De geschiedenis wordt steeds gespiegeld aan het heden, maar jaar na jaar anders. Een demarrage van Philippe Gilbert op de Poggio met Ricco en Kessler, waarbij Kessler moet lossen, bekijkt een mens nu met een schever oog dan in 2007. En dat oog wordt schever met de jaren. Omdat u ook nog iets wil te lezen krijgen over Parijs-Roubaix: zelden is de laatste 20 kilometer van Parijs-Roubaix zo beklijvend geweest als dit jaar. Waar in andere edities dan Cancellara of Boonen al ettelijke minuten voorsprong vergaard hebben, moest de koers nu nog beginnen.

Parijs-Roubaix is een monster. Nergens wordt er zo gegoocheld met verkeerde indrukken en valse hoop. De ene kasseistrook zie je renners over de keien zweven, enkele kilometers verder lijken ze met hun fiets aan de grond genageld te staan. Terwijl de kasseien als bloeddorstige muggen alle energie uit renners hun lijf in schrikbarend snel tempo aan het slorpen zijn, proberen ze die realiteit te onderdrukken door naar alle kanten te stuiteren en te hotseknotsen, terwijl ze de achterkant van het peloton steeds kleiner zien worden.

Als ik naar Parijs-Roubaix kijk, dan zie ik verhalen. Die van de eerste, de tweede, de derde, alle Belgen die de top 20 benaderen en Tom Boonen komen vanzelf al uitgebreid genoeg aan bod. Ik zie het verhaal van de verschrikte onwetende boer die met riek en hooivork de karavaan tracht te lijf te gaan en met geelzwarte vlaggen zwaaiende fans van zijn erf verjaagt. Parijs-Roubaix is de halve Belg van de koersen. Het valt niet te betwisten dat de wegen tussen Parijs en Roubaix op Frans grondgebied liggen en dat de mensen die er wonen Frans spreken of een onverstaanbaar afgeleide ervan, maar dat belet niet dat rond 1908 toen Cyriel Van Hauwaert, de Leeuw van Vlaanderen, als eerste Vlaming Parijs-Robaais won, Parijs-Roubaix door Vlaanderen is geannexeerd.

Ik word gecharmeerd door de verwoede pogingen van Alexis Gougeard om vlak na het startschot het ruime sop te kiezen. Gougeard is de nieuwe Sylvain Chavanel, maar hij rijdt vooralsnog als de nieuwe Jacky Durand. Aan de ene kant is er het vluchtgeluk van Gougeard, aan de andere kant zijn er de nauwelijks in beeld gebrachte volgpijnen van Jesus Herrada die zijn collega’s benijdt die in het Baskenland puisten met een stijgingspercentage van 28% mogen bedwingen, terwijl hij stof moet vreten tijdens een of andere Franse folkloristische gekkigheid, gewoon omdat hij in de Ronde van Rioja kopman Valverde een vijfde plaats afsnoepte.

Het was niet alleen de Parijs-Roubaix van een wereldvreemde boer, Gougeard en Herrada. Het was ook de Parijs-Roubaix van Sébastien Minard, die denkt dit nooit meer, maar volgend jaar gewoon aan de start zal staan. En die van Kristoffer Skjerping. Op 138 kilometer van de aankomst bengelde hij al achteraan een geloste groep. De bronzen medaille op het WK voor beloften, één van de vele Noorse wonderkinderen die nu al klaar staan om hun voet naast Kristoff te zetten, zag alle kleuren van de regenboog. Kasseien lachen met eremetaal. Met de moed der wanhoop probeerde hij op te schuiven, terwijl Andreas Stauff dan al begaf. De holle blik in zijn ogen verraadde dat hij vanochtend al heeft meegelopen in de Marathon van Rotterdam.

Het was de Parijs-Roubaix van Renaat, die al het leed dat hij ziet becommentarieert alsof hij de optelsom van alle ellende zelf heeft meegemaakt. Neem een willekeurig beeld op een willekeurig moment en je ziet een renner door de lucht vliegen, een rijdende trein op zondag, een renner discreet een andere renner afschermen wanneer die zijn gevoeg doet in de gracht, waaiers, een renner wanhopig tieren om hulp bij een lekke band, in wielertermen: geteisterd worden door alle ellende en miserie van de wereld. Van de zo vertrouwd aanvoelende gezapige opbouw in een doorsnee wielerwedstrijd is er in Parijs-Roubaix geen sprake. Parijs-Roubaix is alles wat het moderne wielrennen niet is.

Het was de Parijs-Roubaix van Michael Schär die zijn fiets maar niet geharmoniseerd kreeg met de kasseien. Voor zich uit zag hij Jonas Ahlstrand geheel uit eigen beweging de berm induiken. Het adagium dat je Parijs-Roubaix wint door zo weinig mogelijk over de kasseien te rijden, had hij net iets te letterlijk genomen. Het was de Parijs-Roubaix van Rüdiger Selig. De laatste keer dat er van hem iets is vernomen, was op 110 kilometer van de aankomst, toen er in beeld een groep verscheen, vervolgens onderaan een bordje met arrière de la course op en Selig door dat groepje gedumpte zielen werd voorbij geraasd. En toen moest er nog meer dan honderd kilometer gefietst worden.

Wat hebben we weer een namiddag heerlijk veel niet gezien.

Parijs-Roubaix-2015

Matthias Vangenechten
Laatste berichten van Matthias Vangenechten (alles zien)