Je zou finisheur genoemd willen worden, al wist je niet eens wat het betekende.

Ben je een finisheur, dan ben je een afmaker, daarvoor is niet veel fantasie nodig. Maar wat de Fransen liefkozend een finisheur noemen is veel meer dan een afmaker. Cavendish is vermoedelijk de beste afmaker ooit, finisheur zal hij nooit worden. Want een finisheur is zelfs de ultieme sprinter te snel af.

De etappe van vandaag eindigt in Gap. Toen de Tour de France op 15 juli 1989 ook in Gap finishte, was er een Nederlandse winnaar. Jelle Nijdam uit Zundert, een finisheur van zeldzame klasse.

Een finisheur is een wielrenner die in staat is in de laatste kilometer van de koers weg te rijden van het peloton en weg te blijven. Op het eerste oog is het het ultieme kat-en-muis-spel: een eenling die aan de greep van het monster ontsnapt, en die daar, op enkele tientallen meters, nog even mag spartelen.

Maar in Gap is de rolverdeling anders. Natuurlijk, de muis vecht met alles wat hij in zich heeft, maar tegelijkertijd: de kat die speelt met een muis heeft de regie, is volkomen kalm. Die voelt dat warme, zelfgenoegzame gevoel in zijn buik opkomen, dat komt als je je heel even realiseert dat alles goed is, dat alles gaat zoals je het wilt.

Wie de regie heeft als een echte finisheur op het juiste moment wegspringt, is maar de vraag. De finisheur kent immers zijn kwaliteiten als geen ander. Hij is slim, sluw zelfs. Maar hij kan nog zo uitgekookt zijn, het komt verder alleen aan op die andere unieke kwaliteit van hem: heel erg hard fietsen, alleen. De allermooiste, naakte essentie van wielrennen.

De finisheur is nét niet explosief genoeg voor een sprinter, mist nét het duurvermogen voor de perfecte tijdrijder, maar wat hij wel kan: anderhalve kilometer lang harder fietsen dan iedereen. Een andere specialist uit het verleden is Vjatsjeslav Jekimov, niet voor niets evenals Nijdam een uitstekend proloogrijder. Momenteel komt Cancellara misschien in de buurt. Natuurlijk, Cancellara kan veel meer dan hard aankomen, maar eigenlijk is hij nét geen echte finisheur. Maar het is geen schande; de meeste generaties moeten het zonder doen.

Het stuk dat Jelle Nijdam in de straten van Gap opvoert is van een zelden vertoonde schoonheid. Op twee kilometer voor de finish rijdt een klein groepje vooruit met Marc Madiot, Jerome Simon en Luiz Herrera. Het peloton nadert snel en Pascal Poisson ziet zijn kans. Hij springt weg. Dan zet ook Jelle Nijdam aan en verlaat het peloton. Op een kilometer voor de finish haakt hij aan bij de Fransman en neemt direct de kop.

‘Ik was niet goed uit de Pyreneeën gekomen. Kort voor de finale kreeg ik een hongerklop, dus toen ben ik snel heel veel gaan eten. Pas in de laatste kilometers ging ik me beter voelen.’

De twee koplopers kijken niet naar elkaar, er is geen tijd te verliezen. Nijdam zet weer aan en Poisson doet, waarschijnlijk tegen beter weten in, een laatste poging bij Nijdam weg te rijden. Hij komt niet verder dan langszij. Dan komt Nijdam even uit het zadel, en direct schuift hij weer voorbij Poisson.

‘Maar ik wist wel dat dit een van mijn weinige kansen was. De sprinters en hun ploegen waren ook moe uit de bergen gekomen en de organisatie was duidelijk minder dan in de eerste week. Dat waren de momenten dat ik moest profiteren.’

Op de achtergrond komt het peloton aanstormen, een plukje achtervolgers kort ervoor. Het is als een woedende menigte, bezig aan een lynchpartij. Renners worden een voor een verslonden. De tijd dringt.

‘Soms weet je van tevoren al dat het gaat lukken. Dat had ik ook in Gap. Op zo’n moment is er helemaal geen twijfel of angst om te worden teruggepakt. Ik had ook wel eens momenten dat ik wist dat ik zou falen en dat ik het dan toch, tegen beter weten in, probeerde. Maar in Gap zat het goed, dat voelde ik.’

En dan gebeurt het: Nijdam rijdt Poisson domweg uit het wiel. Eerst is het een meter, al snel zijn het er vijf. Poisson schudt het hoofd. Dit is gekkenwerk. Twintig meter voor hem steekt Nijdam, duizelig van euforie, zijn beide armen strak de lucht in. De overwinning is vrijwel identiek aan die van elf dagen ervoor in Wasquehal.

Mart Smeets: ‘Wat een coup, wat een coup! Moet je kijken zeg!’

De winst van Jelle Nijdam op 15 juli 1989 in de trillend hete straten van Gap, mooier kan een wielerzege niet zijn. Jelle Nijdam wint in Gap door te doen waarin hij beter is dan ieder ander. Er is geen greintje toeval, geen vleugje fortuin, er was geen hulp van een ploeggenoot. Nijdam wint op zíjn manier.

Het moet voor heel even het ultieme geluk schenken als je voor de tweede keer in elf dagen je wil oplegt aan een op hol geslagen peloton. Daar, vijf meter voor de finish, is het Jelle Nijdam die dat grootste geluk tegemoet fietst.

In totaal wint Jelle Nijdam in zijn wielercarrière zes touretappes, waarvan vijf op een soortelijke manier als toen in 1989 in Gap.

Jelle Nijdam, finisheur van beroep.

Menno Haanstra