Het duurde lang voordat Gijs van den Akker uit Netersel de WC in een Valkenburgs hotel zitklaar had gemaakt. Hij leed al jaren aan een onschuldige, maar hardnekkige vorm van smetvrees en het idee zijn blote billen -zonder bescherming van een laagje papier- bloot te stellen aan een onbekende bril vervulde hem met afschuw. Toen hij eindelijk zat en een sigaretje opstak, bladerde hij rustig door het programmaboekje “WK wielrennen 1979”. Met zijn moeizame stoelgang zou hij hier nog wel even zitten en tevreden lurkte hij aan zijn peuk. Al snel werd hem duidelijk dat er maar één grote, zichzelf benoemde, kanshebber op de wereldtitel was: Jan Raas.

Echt boeiend vond hij het allemaal niet; hij gaf niks om wielrennen. Te saai. Van Jan Raas had hij wel eens gehoord; die had een paar keer wat gewonnen in de Tour de France, maar verder vond hij voetballen veel leuker. Dat hij hier zat, had hij enkel en alleen te danken aan zijn moeder die met de slagzin: “Naar de ViVo op de fiets, dan verlang ik verder niets” twee toegangskaarten had gewonnen voor de hoofdtribune bij het WK wielrennen in Valkenburg. Een flinke prijs, want zo’n kaart kostte al snel 25 gulden. Samen met zijn neef Jos, fanatiek amateurwielrenner, was hij vanochtend vroeg vertrokken naar het zuiden. Tijdens de autorit had Jos voortdurend gepraat over de koers. Hoe hard ze wel niet reden bij de Liefhebbers, hoe kapot hij soms zat en hoeveel hij ‘er voor moest doen’. Gijs was hem al snel zat en was blij dat hij even rustig kon poepen. Eerder nog hadden ze verveeld langs het parcours gewandeld en wat gegeten. Er was nog weinig te doen en dat had Gijs mooi de gelegenheid gegeven een WC op te zoeken.

Opeens werd er op de deur gebonkt, gevolgd door een paar knetterde vloeken en het verzoek of hij zo snel mogelijk op wilde hoepelen. De vergulde deurkruk ging in een razend tempo op en neer. Gijs voelde zich nijdig worden en besloot er nog meer zijn gemak van te nemen. Hij wist niet dat het Jan Raas was die daar uit zijn dak stond te gaan…

Toen Jan Raas een paar uur eerder wakker werd, was hij chagrijniger dan ooit. Niet alleen was het pestpokken weer, maar nog erger was dat hij verkouden was geworden. Gisteren voelde hij het malheur al opkomen en vannacht had het virusje doorgezet. Tot overmaat van ramp obstipeerde zijn darmen toen hij na het ontbijt naar de WC ging. Een grote tegenslag. Als hij pech had, moest hij halfkoers poepen en op een vast rondje is dat nog lastiger dan normaal. Gelukkig voelde hij een kwartier voor start voldoende drang om toch maar een poging te wagen en dook hij een hotelletje langs het parcours in. Helaas waren er maar twee Wc’s waarvan er ook nog één bestemd was voor de invalide medemens. Net op het moment dat Raas daar naar binnen wou stappen, rolde een man in rolstoel voor hem de riante ruimte in. De andere WC was bezet en de tijd begon nu echt te dringen. Over tien minuten zou het peloton vertrekken en het laatste waar Raas zin in had, was energie te verspelen aan een voor de start opgelopen achterstand

Net op het moment dat de Zeeuw aanzette voor een nieuwe voorraad vloeken werd hij op zijn schouders getikt door Johannes van den Berg uit het Zuid-Hollandse Bleskensgraaf. Die Johannes was me er één. Naast leerkracht op de plaatselijke lagere school De Loutering was hij vooral fanatiek lid van de Bond tegen het vloeken. Hij nam de strijd tegen de steeds verdere taalverruwing in Nederland uiterst serieus en zag de Zeeuwse Klassiekerkoning als exponent van deze –in zijn ogen- zeer kwalijke trend. Hij had lang gezocht naar een mogelijkheid om dit persoonlijk aan de wielrenner te vertellen en nu greep hij zijn kans. Dat hij daarvoor zijn zondagsrust moest prijsgeven, zag hij als een noodzakelijk kwaad. Hij vertelde Raas dat een vloek ieder doel miste en sprak hem aan op zijn gedrag. Hij had zin in een stevige discussie. Raas niet en er volgde een knetterend vloekenbetoog dat zelfs voor zijn begrippen grof te noemen was. Daarna meldde hij Johannes dat hij de tering kon krijgen; er moest nu echt gescheten worden. Johannes had daar begrip voor en met de mededeling dat Raas een brief van hem kon verwachten, verliet hij het pand.

Juist op dat moment verscheen er nieuw bezoek in de lobby. Het was minister-president Dries van Agt, tevens wielergroupie. Hij had net gefietst met zijn grote ‘vrind’, pianovirtuoos Tonny Eyck en met een aantal zichtbaar balende en volledig doorweekte beveiligers in hun kielzog betraden ze de ruimte. De heren hadden een verregende doch verkwikkende ochtendrit door het fraaie Limburgse land in de benen en gingen nu naar de hotelkamer om zich te soigneren voor een dagje wijn drinken op de eretribune. De premier was hoogst verbaasd om hier, zo vlak voor de start, Jan Raas te treffen. Hij vroeg hem wat er aan de hand was en nodigde zijn amice uit om het toilet in zijn bescheiden, doch comfortabele onderkomen te gebruiken. Raas, beseffend dat de tijd nu echt drong, stemde in en rende mee naar de lift.

De aanwezigheid van Van Agt in Valkenburg was geen toeval. Hij was een zeer groot wielerfan en rekende diverse mensen uit het wereldje tot zijn beste vrienden. Het meest was hij gecharmeerd van Peter Post. De kranige wijze waarop deze grande seigneur zijn ploeg vol ego’s naar succes leidde, sprak hem bovenmatig aan. Diep in zijn hart droomde hij ervan dit land op eenzelfde wijze te leiden. Helaas, hij voerde een polderend land aan en van een beetje echte macht kon hij alleen maar dromen. Eigenlijk was Van Agt liever wielrenner geweest, maar omdat zijn ouders daar geen brood in zagen, was hij maar minister-president geworden. Zijn uitstapjes naar wielerkoersen vormden een pleister op deze nog altijd zeer pijnlijke wonde. Gelukkig werd hij later in zijn leven liefdevol opgenomen door DOF (Door Oefening Flink). In deze illustere fietsgroep met onder andere Wim Breukink, Hennie Kuiper, Tonny Eyck en Gerrie Kneteman kon hij zich de coureur voelen die hij nooit geworden was.

Even later was Gijs klaar. Hij had, ondanks alle drukte bij de deur, lekker gepoept en met de hoop dat zijn neef van de aardbodem was verdwenen, keerde hij terug naar het parcours. Hij had trek gekregen in een broodje hamburger. Gijs at graag en het liefst heel veel. Sinds hij zijn strijd tegen zijn overgewicht had opgegeven, was hij gelukkiger dan ooit. Dat hij inmiddels moddervet was, nam hij voor lief. Jaren later zou hij in het RTL 4 programma Obese nog een poging doen zijn morbide obesitas een halt toe te roepen. Ondanks de stimulerende aanwezigheid van Wendy van Dijk werd het geen succes. Uiteindelijk verloor hij in een jaar tijd slechts 1 kilo. Te weinig om door te dringen tot de finale van het indrukwekkende programma. Een groot contrast allemaal met zijn sportieve neef die hij even later weer bij het parcours aantrof. Vastgeplakt tegen een dranghek stond hij zich te vergapen aan de fietsen van de coureurs. Na een kwartier lange verhandeling over het beste verzet om de Cauberg te beklimmen, was Gijs in staat hem te wurgen. Hij hield zich in en stelde voor om, ondanks het vroege tijdstip, een biertje te gaan drinken. Na een korte aarzeling stemde Jos in.

Twee biertjes later besloot Jos terug te gaan naar het parcours. Hij wilde niets missen van het geweldige spektakel. Gijs geloofde het wel en bleef achter op het terras. Geen slechte keus, want de koers was dodelijk saai en op het terras werd het steeds gezelliger. Even twijfelde hij om stiekem zonder Jos naar huis te gaan, maar dat kon hij ook weer niet over zijn hart verkrijgen. Hij zette het ouderwets op een zuipen. Uit de speakers knalde Denis van Blondie en zacht neuriede hij mee. Lekker wijf die Blondie, daar waren zelfs hij en Jos het over eens. Een paar tafeltjes verderop zat Chiel Montagne eenzaam en alleen aan een pils en een punt appelgebak. Toevalligerwijs viel dit evenement samen met zijn verjaardag. De avond ervoor had de besnorde volksvermaker zich overal in Valkenburg aangeboden voor een lucratieve schnabbel. Tevergeefs. Zijn populariteit was tanende en niemand zat te wachten op zijn vermaak. Onverrichter zaken zou hij spoedig huiswaarts keren.

In de koers ondertussen wist Raas dat hij zorgvuldig om moest springen met zijn krachten. Vooral die verdomde Cauberg was een aanslag op zijn benen. Gelukkig had hij goede knechten en zij hielpen hem ronden lang een beetje omhoog. Hij was daar geen uitzondering in, want alle kopmannen werden door hun knechten omhoog geholpen. Helaas vond Mart Smeets het nodig om de assistentie aan Raas vol in beeld te brengen. Iets dat de Nederlandse ploeg hem niet in dank afnam. Het zorgde voor een gespannen sfeer op en rond het parcours.

De wedstrijd was saai; een ellenlange aanloop gevolg door een finale waarin 4 coureurs overbleven. Zij, Raas, Chalmel, Thurau en Battaglin gingen strijden om de wereldtitel. Er ontwikkelde zich een boeiend pokerspel waarin de onbekende Chalmel een hoofdrol vervulde. Anderhalve kilometer voor de finish waagde de Fransman een poging en achter hem hield Thurau zijn zenuwen het minst lang in bedwang. Door de spreekwoordelijke kastanjes uit het vuur te vissen, hielp hij Raas in een zetel aan de wereldtitel. Dat Battaglin daarbij in de hekken werd gekwakt, mocht de pret niet drukken. En nadat de Nederlandse wedstrijdleider Jeremiasse, na het bestuderen van de televisiebeelden vaststelde dat er niet onreglementair was gesprint, kon Raas gehuldigd worden als wereldkampioen.

Van dat alles kreeg Gijs niets meer mee; hij lag op een brancard bij de EHBO. Na een paar uur zuipen op het terras was hij ladderzat geworden en kreeg hij trek in een kroketje. Met de snack in zijn hand, struikelde hij over een uitstekende poot van een dranghek. Zijn neus drong diep door in de kokend hete vleesbrij van de gepaneerde lekkernij en lelijke brandwonden waren het gevolg. Even later zakte hij weg in een oneindig diep gat. Hij werd daarmee de eerste comazuiper in de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden.

Jan Raas zou nog veel en vaak winnen.

In Valkenburg bleef het nog lang gezellig.

Joost-Jan Kool