Als Jefke Verstraten uit De Klinge karakter had gehad, was hij wielrenner geworden. En een verdomd goeie ook, daar was hij van overtuigd. Helaas, Jefke had geen ruggengraat en durfde het niet aan om tegen de wil van zijn ouders op de fiets te stappen. Als oudste van een groot gezin was zijn bijdrage aan het karige gezinsinkomen onmisbaar en een onzeker bestaan als wielrenner werd niet geaccepteerd. Bijgevolg werkte hij 14 uur per dag, 6 dagen per week zijn rug kapot bij een grote herenboer uit Kieldrecht. Verder dan een paar stiekeme koersjes bij de onderbeginnelingen kwam hij niet en toen zijn vader er lucht van kreeg, was het meteen over met de pret. Werken en bidden om de kop boven water te houden; dat was zijn lot. Spijtig, want hij kon aardig meekomen; werd zelfs nog eens vijfde in een koers in Lebbeke. En dat was op zijn zware fiets een hele prestatie.

Jefke was overigens niet de enige knul uit het Waasland die droomde van een carrière op de fiets. Voor veel jongens was het de manier om te ontsnappen aan een leven ploeteren in armoede. Niet voor niets was wielrennen populair in de grensstreek en mannen als George Ronsse, Jules Vanhevel en Maurits de Waele spraken veel dromers tot de verbeelding.

Maar ach, wat maakte het nu allemaal nog uit. Jefke had wel iets anders aan zijn hoofd dan een misgelopen loopbaan. Eigenlijk was het te bizar voor woorden dat hij nu nog aan wielrennen dacht. Sterker nog; zijn toestand was zo beroerd dat hij verlangde naar huis en het zware werk op de akkers. Toch was het fijn om een beetje te dagdromen van de koers. Het was zijn bescherming tegen de verschrikkelijke realiteit die hem –wanneer deze volledig tot hem door zou dringen- gek zou maken van angst.

En daarvoor had hij reden genoeg. Met 50 mannen opgepropt in een kleine wagon waar normaal gesproken de varkens in vervoerd werden, waren ze afgevoerd. De geur van angstzweet en ongewassen mannenlijven sneed de adem af. Hij had geen idee waar ze heen werden gebracht en God mocht weten wat hun lot was. Het was verschrikkelijk: meer dan 1000 Belgische soldaten beroofd van hun vrijheid en hun trots. Slecht 36 uur duurde de strijd tegen de getrainde vechtmachines van Nazi Duitsland. Fort Eben-Emael het Belgische verdedigingsfort even ten zuiden van Maastricht bleek minder onneembaar dan over het algemeen werd aangenomen. Het was een verdediging uit een ander tijdperk, niet bestand tegen de moderne agressie van de Duitse luchtlandingstroepen. Indirect vormde de val van het fort de aanleiding voor de capitulatie van België en later ook van Frankrijk.

Jefke had gevochten als een leeuw, maar werd nu als krijgsgevangene weggevoerd. Hij hoopte maar dat de Duitsers de internationale verdragen voor de behandeling van krijgsgevangenen zouden respecteren. Al beloofde de manier waarop ze nu werden vervoerd niet veel goeds.

Hij keek de wagen nog eens rond. Zijn ogen wenden langzaam aan de duisternis. Hij had geen idee van tijd en plaats, maar voor zijn gevoel moest het middag zijn. Een vermoeden dat versterkt werd door het zonlicht dat door de kieren van de wagon naar binnen drong. Ondanks het schemerdonker zag hij duidelijk de angst in de ogen van de mannen om hem heen. Bij een gezicht bleef hij hangen. Hij kende het ergens van, maar kon het niet direct plaatsen. Telkens weer als hij het dacht te weten, ontglipte de naam die bij het gezicht hoorde hem weer. De man voelde dat er naar hem gekeken werd en keek Jefke nu recht in het gezicht. Dat gaf zijn hardwerkende brein het laatste zetje: het was Gustaaf Deloor. Staf, voor mensen uit het Waasland, de grote wielerkampioen en voormalig inwoner van De Klinge. Jefke was hem uit het oog verloren de laatste jaren; Staf was, samen met zijn eveneens wielrennende broer Alfons, vertrokken naar Antwerpen en de meeste inwoners van De Klinge hadden daar niets van begrepen. Af en toe lieten ze zich nog zien in het dorp, zoals die keer dat ze met een cabriolet rondreden op het Spaanse Kwartier. Jefke had er met een mengeling van afgunst en bewondering naar gekeken. Onwillekeurig moest hij lachen om het feit dat ze nu, een paar jaar later, in dezelfde ellendige situatie zaten. De oorlog kende duidelijk geen onderscheid.

De realiteit was echter dat Gustaaf Deloor zijn carrière in 1939 noodgedwongen had beëindigd. Door zijn mobilisatie was fietsen een onmogelijke opgave geworden. Nu was dat sowieso een lastige zaak, want de koers lag bijna overal in Europa stil. De carrière van Staf was niet de enige die door de oorlog werd verwoest. Eeuwig zonde, want hij was een groot coureur. In 1936 werd hij in Bern nog bijna wereldkampioen. Samen met Antonin Magne reed hij naar de streep en met de spurt die Staf in de benen had, was de overwinning bijna een formaliteit. Bijna, want vlak voor de finish klapte zijn tube. Maar hij presteerde veel meer dan een tweede plek op dat onfortuinlijke WK. In 1935 en in 1936 won hij bijvoorbeeld de eerste twee Ronden van Spanje en dat had de inwoners van De Klinge met trots vervuld. Vooral de tweede overwinning in 1936 had tot de verbeelding gesproken: broer Fons had achter zijn winnende broertje beslag weten te leggen op de tweede plaats. Twee jongens uit De Klinge op het podium van de Ronde van Spanje, het was een ongekend succes.

Hij wist niet of Staf hem herkende en stak aarzelend zijn hand op. De groet werd direct beantwoord. Zou hij weten wie hij was? Die blauwe maandag dat hij had gekoerst, was Staf een van zijn tegenstanders geweest. Staf had geluk gehad, want zijn broer Fons had de weg voor hem bereid. Net als zoveel jongens uit de streek was hij stiekem gaan koersen, maar toen zijn vader achter dat bedrog kwam, werd hij zijn grootste fan. Beide jongens fietsten al snel een mooie erelijst bij elkaar en verdienden voldoende geld om zich niet meer kapot te hoeven werken.

Jef had geen idee hoe lang ze al onderweg waren en waar ze nu moesten zijn. Hij kon zich bijna niet voorstellen in wat voor situatie hij was beland. De afgelopen weken waren als een film aan hem voorbij getrokken. Met een mengeling van angst en sensatiezucht was hij vertrokken naar het front. Je kon alles vinden van de oorlog, maar het gaf hem wel de mogelijkheid om –al was het maar voor even- te ontsnappen aan de uitzichtloze sleur van alle dag. Nu hij hier zat, verbaasde hij zich over die naïviteit en langzaam werd hij bevangen door de angst die hij tot dan toe met succes had geweerd. Zou hij zijn ouders en zijn 8 broers en zussen ooit nog terug zien? En dan, zou hij gewoon weer gaan werken in Kieldrecht, alsof er nooit iets was gebeurd? Misschien moest hij eindelijk eens het lef hebben om op de fiets te stappen en zijn dromen na te jagen.

Langzaam maar zeker voelde Jefke hoe de angst hem overmeesterde en als een bijtend zuur door zijn lichaam vrat. Paniek greep hem bij de keel en het wanhopige gesmeek van zijn dikke buurman aan de maagd Maria begon op zijn zenuwen te werken. Wanhopig zocht hij naar een manier om zich af te sluiten van de wereld waarin hij zich bevond. Hij probeerde beelden in zijn hoofd te projecteren. Beelden waarin hij als profwielrenner furore maakte. Hij stelde zich voor dat hij in Madrid aan de start stond van de eerste Ronde van Spanje, omringt door een peloton van slechts 50 man groot, meest Spanjaarden. Hij was deelnemer aan een koers waarvan de geboorte door veel toppers werd geboycot.

Want hoewel de koers georganiseerd werd door een particuliere krant: Informaciones, was de wedstrijd vooral een middel voor politieke leiders om gevoelens van nationale eenheid in het land te stimuleren. Weinig renners hadden trek om daar aan mee te werken. Daarnaast waren de omstandigheden in Spanje, zeker in die eerste editie, erbarmelijk. Die vermenging van sport en politiek was een verschijnsel dat niet uniek was in de jaren ’30 en een jaar later, in de Vuelta van 1936 was die verbinding nog sterker. De eerder dat jaar verkozen Volksfrontregering zag de koers als een ideaal bindmiddel van nationale eenheid. Het mocht niet baten, want slechts een paar weken later brak de Spaanse burgeroorlog uit. De volgende Vuelta vond pas plaats in 1941.

Maar goed, renners die er niet waren, kon je niet verslaan en terwijl de goederenwagon verder naar het noorden raasde, ontsproot zich in het brein van Jefke een fantastische film. Zijn aandeel in het Belgische succes was groot en dankzij hem was Staf in staat de Ronde op zijn naam te schrijven en ook nog eens drie etappes te winnen. Met meer dan 12 minuten voorsprong verwees hij Mariano Cañardo naar de tweede plaats in het eindklassement. En dan won de landenploeg van België ook nog eens het ploegenklassement.

In het duister van de wagon zag Jefke zichzelf sleuren over door God verlaten wegen en danste hij soeverein over smalle en steile bergpaden naar de toppen van oneindig hoge bergen. Hij was de superknecht die Staf liet stralen Toch wel opvallend: zelfs in zijn dromen nam hij een ondergeschikte positie in. Hij keek nog eens naar Staf: een mooie kop, zelfbewust. Zelfs nu nog met de uitstraling van een kampioen. Iemand die heel anders in elkaar zat dan hij, dat was wel duidelijk. Een keer reed Staf de Tour, in 1937 als knecht. En dat was eens maar nooit meer. “Niemand profiteert van mijn zweet”, had hij erbij gezegd.

De trein verminderde vaart. Een snerpende fluit en bijtende commando’s. Met een klap werd de grote schuifdeur opengetrokken. Een tsunami aan daglicht vulde de ruimte en Jefke sloeg zijn hand beschermend voor zijn ogen. De onbekende bestemming was bereikt: Kamp Fallingbostel nabij Hannover. In de chaos verloor hij Staf al snel uit het oog. En terwijl ze de wagon uit gejaagd werden richting de tenten en barakken van het kamp, droomde Jefke verder. Hij fietste eenzaam en alleen langs de bolle akkers en de knotwilgen van het Waasland. Hij stoempte tegen de wind in langs de Schelde en even later raasde hij in een groot peloton door de straten Lebbeke. En altijd waren ze daar: zijn ouders, broers en zussen. Ze schreeuwden hem voort. En Jefke fietste, fietste, fietste..

 

Naschrift: Jefke en Staf brachten ongeveer een jaar door in krijgsgevangenschap. Toen Staf terugkeerde naar huis, waren al zijn bezittingen weg geroofd. Hij besloot onder te duiken uit angst voor een tewerkstelling in Duitsland. Na de oorlog emigreerde hij naar Amerika waar hij na veel verschillende baantjes aan de slag ging als technicus bij de NASA. In 1980 keerde hij terug in Vlaanderen om daar nog 8 jaar lang gelukkig te leven. Jefke heeft zijn leven lang hard gewerkt en stapte op zijn oude dag pas weer op de fiets. Als hoogbejaarde man, reed hij dagelijks zijn rondjes door het Waasland.

Bron: Speciale editie van de Wase Koerier ter gelegenheid van de herdenkingsviering van de Gebroeders Deloor in De Klinge op 20 augustus 2010.

Joost-Jan Kool